Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

MH2A oefenen B1 tm B3 doe NIET alles in 1 x


Wat is waar
(info: van nr 2
zijn er 46)
A
1 lichaamscel 2 chromosomen
B
1 chromosomen 2 celkern
C
1 chromosomen 2 lichaamscel
D
1 celkern 2 chromosomen
1 / 58
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Wat is waar
(info: van nr 2
zijn er 46)
A
1 lichaamscel 2 chromosomen
B
1 chromosomen 2 celkern
C
1 chromosomen 2 lichaamscel
D
1 celkern 2 chromosomen

Slide 1 - Quiz


In elke lichaamscel van je lichaam zit
A
erfelijk materiaal van de vader en de moeder
B
DNA dat uit chromosomen bestaat
C
alleen van 1 van de ouders erfelijk materiaal
D
2 celkernen: 1 van de vader en 1 van de moeder

Slide 2 - Quiz


Wat is NIET waar?
A
Een gen is een stukje DNA dat informatie over 1 eigenschap bevat
B
Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen.
C
In het DNA zit de code waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd.
D
DNA is een klein stukje van een gen.

Slide 3 - Quiz


Wat is NIET waar?
A
DNA is te vinden in huidschilfers en haarwortels
B
In het DNA kunnen erfelijke ziekten worden opgespoord of kan ontdekt worden of mensen familie zijn
C
DNA is te vinden in sperma of bloedsporen
D
DNA is alleen bij mensen in de celkern aanwezig

Slide 4 - Quiz


Het Fenotype is
A
het uiterlijk, dat wat je ziet (de waarneembare) eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
C
een sproet
D
een piercing

Slide 5 - Quiz


Het Genotype is
A
het uiterlijk, dat wat je ziet (de waarneembare) eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
C
een sproet
D
een piercing

Slide 6 - Quiz


Wat is waar?
A
Het genotype = fenotype + invloed uit milieu
B
Het fenotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme.
C
Het fenotype = genotype + invloed uit milieu
D
De oorzaken van de veranderingen van het genotype noemen we 'invloeden uit het milieu'.

Slide 7 - Quiz

Genotype
Fenotype

46 chromosomen

Slide 8 - Drag question

Elk organisme heeft hetzelfde aantal chromosomen in een cel
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz


1. Chromosomen in een zaadcel komen enkelvoudig voor.
2. In een bevruchte eicel komen genen in paren voor

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 10 - Quiz

1. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.

2. Elk chromosoom bevat 1 gen.


A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 11 - Quiz

In iedere cel zit een kopie van het erfelijkheidsmateriaal van de ouders, in de vorm van ...1...
Op de ...1... zitten de ....2....
A
1 : Genen 2: Chromosomen
B
1: erfelijke materialen 2: Chromosomen
C
1: Chromosomen 2: erfelijke materialen
D
1: Chromosomen 2: Genen

Slide 12 - Quiz

In elke lichaamscel van
het menselijk lichaam zitten
A
46 genen
B
46 chromosomen
C
46 genen en 46 chromosomen
D
46 DNA ketens

Slide 13 - Quiz

De mens, wat is waar?
er zijn er steeds 2 die 'bij elkaar passen'
ze lijken niet op elkaar, ze zijn allemaal heel verschillend
zijn allemaal hetzelfde
zijn stukjes van je genen met informatie van 1 eigenschap

Chromosomen

Slide 14 - Drag question

Een veldmuis heeft 46 chromosomen in een lichaamscel.
Is het genotype gelijk aan dat van een mens?
A
Ja
B
Alleen bij de bevruchting, daarna niet meer.
C
Nee, de erfelijke informatie op de chromosomen is anders.
D
Ja, de erfelijke informatie op de chromosomen is gelijk als die van een mens

Slide 15 - Quiz

1 Genen in een huidcel zijn gelijk aan de genen in de bevruchte eicel
2. Genen in dochtercellen komen voor in paren.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 16 - Quiz

Hoeveel genen voor één erfelijke eigenschap zijn er aanwezig in een lichaamscel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Een zaadcel en een eicel zijn voorbeelden van een lichaamscel
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Bekijk de jonge slang uit Australië
Sleepvraag 1
Sleepvraag 2
genotype
fenotype
door omgevings
factoren
op het moment 
van de bevruchting
genotype 
en
fenotype

Er zijn 3 ogen te zien ....................

Dit uiterlijk is ontstaan ...................

Slide 19 - Drag question

Bij de celdeling van lichaamscellen verandert de informatie van erfelijke eigenschappen NIET
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

De informatie die in de twee genen van een genenpaar is opgeslagen, is altijd gelijk
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

De twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor ......vul in...... erfelijke eigenschappen.
A
dezelfde
B
verschillende
C
dat is onbekend
D
genen bevatten geen info over erfelijke eigenschappen

Slide 22 - Quiz

Een mens:

1. Een lichaamscel bevat 46 chromosomen, dat zijn 23 paar
chromosomen.
2. Een geslachtscel (zaadcel of eicel) bevat 23 chromosomen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 23 - Quiz

1. Chromosomen zijn opgebouwd uit de stof DNA.
2. Het DNA bevat alle informatie van al je erfelijke
eigenschappen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 24 - Quiz



Een gen bevat de informatie van 1 eigenschap
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 25 - Quiz

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 26 - Quiz

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van .......................
A
innesteling
B
dat de eicel die de zaadcel binnendringt
C
bevruchting
D
de invloed van het milieu

Slide 27 - Quiz

Op een chromsoom van een zaadcel ligt de informatie van de oogkleur en de lichaamsbouw.
In welke van onderstaand weefsel zullen we later bij het kind deze informatie NIET terugvinden?
A
huidcel
B
de eicel
C
darmcel
D
levercel

Slide 28 - Quiz

Vanaf welk moment
staat je genotype vast?
A
vanaf de geboorte
B
vanaf de bevruchting
C
komt nooit echt tot stand want het verandert steeds
D
vanaf ongeveer de puberteit o.i.v. de hormonen

Slide 29 - Quiz

Bij een individu dat heterozygoot voor een eigenschap is de Dominante eigenschap te zien in het fenotype
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 30 - Quiz

Bij een kikker bevatten bepaalde cellen per kern
in totaal 13 chromosomen.

Zijn deze cellen geslachtscellen of lichaamscellen?

In lichaamscellen komen chromosomen in paren voor.
Altijd een even aantal.
A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
kun je niet weten
D
dat kan beide zijn

Slide 31 - Quiz

Dave zegt: De informatie van een genenpaar is altijd gelijk

Jarco zegt: De geslachtscellen van een vrouw hebben allemaal hetzelfde genotype
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Dave : waar Jarco: nietwaar
D
Dave: nietwaar Jarco: waar

Slide 32 - Quiz

Merle zegt: Op elk chromosoom ligt 1 gen

Sencer zegt: Chromosomen komen in lichaamscellen in paren voor
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Merle waar
D
Sencer waar

Slide 33 - Quiz

Lichaamscel  of eicel of zaadcel
alleen een zaadcel en eicel
Kies het best antwoord
alleen een
Lichaamscel
Alleen 
een eicel
Alleen 
een zaadcel

In een organisme komen 
24 chromosomen voor. 
Wat voor soort cel kan dit zijn?
Verplaats dit vakje naar het juiste antwoord

Slide 34 - Drag question

Zet in de juiste volgorde
van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 35 - Quiz

Menno zegt: De celkern van een levercel bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen.

Annie zegt: Een gen bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen.
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Menno: waar Annie: nietwaar
D
Menno: nietwaar Annie: waar

Slide 36 - Quiz

Genotype: AA

Wat je waarneemt (fenotype) zijn de eigenschappen van de 1e letter van het genotype
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 37 - Quiz

Dit zijn de mogelijke genotypen:

AA Aa aA aa
A
waar
B
nietwaar

Slide 38 - Quiz

Genotype: AA
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 39 - Quiz

Genotype: aa
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 40 - Quiz

Genotype: Aa
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 41 - Quiz

Genotype: AA
Je ziet in het fenotype de
Dominante eigenschap
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 42 - Quiz

Genotype: Aa

I: Je ziet in het fenotype de Dominante eigenschap
II: Je ziet in het fenotype de Dominante EN de recessieve eigenschap
III: Je ziet in het fenotype de recessieve eigenschap
A
I: Waar II: Waar III: Nietwaar
B
I: Waar II: Waar III: Nietwaar
C
I: Nietwaar II: Waar III: Nietwaar
D
I: Waar II: Nietwaar III: Nietwaar

Slide 43 - Quiz

Genotype: aa
Je ziet in het fenotype de
Dominante eigenschap
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 44 - Quiz

aA
Je ziet in het fenotype:
A
de recessieve eigenschap
B
de Dominante eigenschap
C
de recessieve EN Dominante eigenschap
D
Hallooooooooooo, aA dat bestaat niet!!!!!!!!!!

Slide 45 - Quiz

Iemand is heterozygoot voor een eigenschap



de recessieve eigenschap
De dominante eigenschap
Wat zie je van diegene in het fenotype?

Slide 46 - Drag question

Een heterozygote plant voor de eigenschap van rode bloemen.
Wat is het genotype van de plant?



bB: Zó mag je het genotype NIET noteren!
Altijd de hoofdletter eerst.
Bb
BB
bb
bB 

Slide 47 - Drag question

Een homozygote plant voor de eigenschap 
van gele bloemen. Als je niet meer aan info hebt, 
wat kan het genotype van de plant dan zijn?



Bb en Bb
BB en bb
Alleen bb
Alleen BB

Slide 48 - Drag question

Een homozygote plant voor de kleur geel (Info: geel is dominant).
Een heterozygote plant voor de kleur roze.
Een homozygote plant voor de kleur paars (Info: paars is recessief).
Wat zijn de genotypen van de planten?



Bb
BB
bb

Slide 49 - Drag question

Iemand is homozygoot voor een dominante eigenschap



de recessieve eigenschap
De dominante eigenschap
Wat zie je van diegene in het fenotype?

Slide 50 - Drag question

Fruitvliegjes komen voor met korte vleugels en normale vleugels. 
Men ontdekt een fruitvliegje dat normale vleugels heeft. 
Dat fruitvliegje is heterozygoot. Er zijn ook fruitvliegjes met korte vleugels.
Wat is het genotype van de verschillende fruitvliegjes uit de tekst?
korte vleugels
normale 
vleugels
(uit de tekst
hierboven).
extra
vraag
Bb
BB
bb

Er is ook een fruitvliegje met het genotype BB.
Welk fruitvliegje kan dat zijn?

Slide 51 - Drag question

De 1e cavia heeft een bruine vacht, is homozygoot voor de vachtkleur. Bruin is dominant. 
De 2e cavia heeft een witte vacht en is ook homozygoot.  
De 'andere cavia' is ook bruin maar deze heeft een ander genotype dan de 1e cavia.  Welk genotype hebben de cavia's?



Bb
BB
bb
'Andere cavia'

Slide 52 - Drag question

Er zijn konijnen met lange oren en konijnen met korte oren. Lange oren zijn Dominant. Wat kan het genotype van deze konijnen zijn?



bB: Zó mag je het genotype NIET noteren!
Altijd de hoofdletter eerst.
     homozygoot
Nooit!
Bb
BB
bb
bB 

Slide 53 - Drag question

Er zijn kippen die grote eieren leggen en kippen die kleine eieren leggen. 
Stel: Het leggen van kleine eieren is een recessieve eigenschap.  
Wat is het genotype van de kippen?.....en.... Wat is helemaal fout?




bB: Zó mag je het genotype NIET noteren!
Altijd de hoofdletter eerst.
heterozygoot
Bb
BB
bb
bB 

Slide 54 - Drag question

Iemand is homozygoot voor een recessieve eigenschap, 




de recessieve eigenschap
De dominante eigenschap
Wat zie je van diegene in het fenotype?

Slide 55 - Drag question

Een speler is homozygoot voor het goed kunnen koppen. Goed koppen is Dominant. Een speler heeft overzicht, het hebben van overzicht is recessief.  Een speler die heel goed kan sprinten is heterozygoot, de eigenschap is Dominant. 
Wat zijn de genotypen van de spelers?



Ronaldo
Mathijs de Ligt
Frenkie de Jong
Bb
BB
bb

Slide 56 - Drag question

Het gen voor bruine ogen is Dominant over het gen van blauwe ogen.
Een vrouw en man hebben beide bruine ogen. 
De man is homozygoot, de vrouw niet. 
Er is een kind met blauwe ogen.
Wat is het genotype van de man, de vrouw en het kind?
bb
BB
Bb

Slide 57 - Drag question

Kuiltje in de wang, homozygoot
Een kuiltje in de wang is een Dominante eigenschap
Kuiltje in de wang, heterozygoot
Geen kuiltje in de wang, wel een hele goede voetballer :)
Welk genotype hebben deze personen?
bb
BB
Bb

Slide 58 - Drag question