Praktijk: Zetmeel aantonen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Voeding en Vertering

Praktijk: Zetmeel aantonen

Zetmeel is een koolhydraat

Je gaat onderzoeken in welke voedingsmiddelen zetmeel zit.

Materiaal dat je gebruikt

Benodigdheden:

- Joodoplossing (Pasop voor je kleding!)

- Pipet

- Bordje of schaaltje en/of reageerbuisje

- Een aantal voedingsmiddelen waarvan je een hele kleine 

   hoeveelheid gebruikt. 

Let op: Jodium geeft vlekken in kleding, die gaan er niet meer uit! Trek een witte jas aan.

1. Neem een stukje van het voedingsmiddel 

    en leg dat op een bordje/schaaltje. 

   Als je een nieuw  voedingsmiddel op het 

   bordje legt mag het niets raken van wat je al 

   gebruikt hebt.

2. Als je een vloeibaar voedingsmiddel 

     gebruikt zuig dan iets op met een pipet. 

     Doe het daarna in het reageerbuisje. 

Let op: 

 - Gebruik van een voedingsmiddel de 

    hoeveelheid / grootte van een paar rijstkorrels! 

-  Gebruik van vloeistof een kleine hoeveelheid tot het 

    streepje op de reageerbuis (ong. 2 cm).

-  Voeg aan het voedingsmiddel 2 druppels van een  

    joodoplossing toe. 

Noteer bij de resultaten wat er gebeurt.

Herhaal de proef met de overige producten.

Opruimen:

Gebruikte voedingsmiddelen gooi je weg of spoel je weg. 

De rest van het materiaal verzamel je en lever je in. 

Als je alles hebt opgeruimd, meld je dat bij de docent.

De docent controleert de netheid van de werkplek.

2. De methode, de werkwijze

Neem het schema over en vul in wat je waarneemt.

Dit noteer je in je werkstuk

Schrijf over en vul de ontbrekende woorden in.

Dit noteer je in je werkstuk

De indicator voor zetmeel is .......................  De kleur van een jodiumoplossing is .....................

Als een jodiumoplossing in aanraking komt met een voedingsmiddel dat zetmeel bevat, kleurt dat deel ............................

Voorbeelden van voedingsmiddelen die zetmeel bevatten zijn:  (Noem er zelf 3)

Zetmeel behoort tot de voedingsstof: ..................................... de belangrijkste functie is ..................

Het verschil tussen zetmeel en glucose is: ...........................................

Opstroomstof/Extra (niet verplicht):

                                A) Welk organisme maakt glucose? 

                                B) Wat heeft dat organisme nodig om dat te maken?

                                C) Hoe heet het proces waarbij glucose wordt gemaakt?