What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO
menu
Lessons
Search
Yvonne Wielaard
1MH N&Z/Bi
Thema 7 Voortplanting plant en dier
oefentoets Voortplanting planten dieren
oefentoets Voortplanting planten dieren
Oefentoets
Voortplanting
Planten en dieren
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefentoets
Voortplanting
Planten en dieren
Slide 1 - Slide
Wat zijn stuifmeelkorrels?
A
Vrouwelijke geslachtscellen
B
De zaden van de plant
C
Mannelijke geslachtscellen
D
De vruchten van een plant
Slide 2 - Quiz
1. Hoe heet het vrouwelijke geslachtsorgaan?
2. Hoe heten de vrouwelijke geslachtscellen?
A
1. Stamper 2. Eicellen
B
1. Meeldraad 2. Stuifmeelkorrels
C
1. Helmdraad 2. Zaadcellen
D
1. Vruchtbeginsel 2. Voortplantingscellen
Slide 3 - Quiz
In welke delen van de voortplantingsorganen
ontstaan de geslachtscellen?
A
helmhokjes stempel
B
helmdraad stijl
C
helmdraad zaadbeginsels
D
helmhokjes zaadbeginsels
Slide 4 - Quiz
Bekijk de afbeelding
BOVEN: insectenbloem
ONDER: windbloem
A
waar
B
nietwaar
Slide 5 - Quiz
1.
Windbloemen zijn bijv. grassen en bomen.
Ze hebben bloemen die niet mooi gekleurd zijn.
2.
Windbloemen hebben een honingklier.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar
Slide 6 - Quiz
1. Nectar is stuifmeel.
2. Windbloemen hebben grote meeldraden die
veel stuifmeel maken.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar
Slide 7 - Quiz
1.
Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen.
2.
Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar
Slide 8 - Quiz
De stuifmeelbuis (pollenbuis)
groeit van ..... naar
(juiste volgorde)
A
stempel, stijl, zaadbeginsel
B
stijl, stempel, zaadbeginsel
C
vruchtbeginsel, stempel, stijl
D
zaadbeginsel, stempel, stijl
Slide 9 - Quiz
Uit de bevruchte eicel ontstaat een ....................
Uit het zaadbeginsel ontstaat een ....................
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een ....................
vrucht
kiem
zaad
Slide 10 - Drag question
Wat ontstaat er
uit een bevruchte eicel
A
een kiem
B
een zaad
C
een eicel
D
een stuifmeelkorrel
Slide 11 - Quiz
Wat ontstaat er
uit een zaadbeginsel na bevruchting?
A
een kiem
B
een zaad
C
een stuifmeelkorrel
D
een eicel
Slide 12 - Quiz
Hoeveel zaadbeginsels zie je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quiz
Hoeveel vruchtbeginsels
zie je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quiz
Hoeveel eicellen zijn er op de stempel terechtgekomen?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 15 - Quiz
Hoeveel stuifmeelbuizen zijn er 'actief' geweest?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Wat is waar?
A
a) stijl c) zaadbeginsel
B
b) stempel kleine afbeelding is een zaadcel
C
c) stijl kleine afbeelding is een eicel
D
a) stempel kleine afbeelding is een zaadbeginsel met eicel
Slide 17 - Quiz
In het vruchtbeginsel zitten
A
stuifmeelkorrels
B
stempels
C
zaadbeginsels
D
helmhokjes
Slide 18 - Quiz
In een vrucht zitten 6 zaden.
Hoeveel stuifmeelbuizen zijn hiervoor gegroeid?
Hoeveel eicellen waren hiervoor nodig?
A
aantal stuifmeelbuizen 1 aantal eicellen 1
B
aantal stuifmeelbuizen 1 aantal eicellen 6
C
aantal stuifmeelbuizen 6 aantal eicellen 1
D
aantal stuifmeelbuizen 6 aantal eicellen 6
Slide 19 - Quiz
1. en doperwt is een voorbeeld van een zaad
2. Een sperzieboon is een voorbeeld van een vrucht
A
1= waar 2= waar
B
1= waar 2= niet waar
C
1= niet waar 2= waar
D
1= niet waar 2= niet waar
Slide 20 - Quiz
Van bloem tot vrucht
1. Een vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht
2. Een zaadbeginsel groeit uit tot een zaad
A
1 = waar 2 = waar
B
1 = waar 2 = niet waar
C
1 = niet waar 2 = waar
D
1 = niet waar 2 = niet waar
Slide 21 - Quiz
In het vruchtbeginsel zitten acht zaadbeginsels.
Elk zaadbeginsel bevat
A
1 eicel
B
1 stuifmeelkorrel
C
8 eicellen
D
8 stuifmeelkorrels
Slide 22 - Quiz
Hoeveel vruchtbeginsels en zaadbeginsels zie je in deze tekening?
A
een vruchtbeginsel en twee zaadbeginsels
B
twee vruchtbeginsels en zes zaadbeginsels
C
een vruchtbeginsel en zes zaadbeginsels
D
zes vruchtbeginsels en een zaadbeginsel
Slide 23 - Quiz
In de vrucht zitten ....................
Die zijn ontstaan uit de zaadbeginsels
waarvan de ................... bevrucht is.
...................... waarvan de eicel
niet bevrucht is, ....................
zaadbeginsels
verschrompelen
zaden
eicel
7 zaden
vrucht
Slide 24 - Drag question
Het zaadbeginsel groeit na de bevruchting uit tot ...
De bevruchte eicel groeit uit tot ...
Het vruchtbeginsel groeit na de bevruchting uit tot ...
Zaad
Kiem
Vrucht
Slide 25 - Drag question
Hoe heet de mannelijke geslachtscel van een plant?
A
Eicel
B
Stuifmeelkorrel
C
Cel
D
Zaadcel
Slide 26 - Quiz
Voor geslachtelijke voorplanting is alleen een eicel nodig
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Bij bevruchting smelt de zaadcel samen met de eicel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Bij geslachtelijke voorplanting hebben de nakomelingen NIET precies dezelfde eigenschappen als de ouders
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quiz