Yuverta

Lesson 5: Present Simple vragen en ontkenningen

Planning
- Huiswerk (deel samen nakijken en deel zelf nakijken)
- Present Simple
- Vragen & ontkenningen
- Woordvolgorde


1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
- Huiswerk (deel samen nakijken en deel zelf nakijken)
- Present Simple
- Vragen & ontkenningen
- Woordvolgorde


Slide 1 - Slide

Goals 
Aan het einde van de les kunnen jullie:
  • Zinnen maken in de present simple
  • Vraagzinnen maken in de present simple
  • Ontkenningen maken in de present simple

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je de Present Simple?

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je de Present Simple nog meer?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Present simple
They .......(eat) at 6 o'clock
A
eat
B
eats
C
does
D
do

Slide 6 - Quiz

Present simple
It ....... (start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
C
do
D
does

Slide 7 - Quiz

Present simple
We often ........... (talk) about or holiday.
A
talk
B
talks
C
do
D
does

Slide 8 - Quiz

Vraagzinnen 

Slide 9 - Slide

Ja/nee vragen
Dit zijn vragen die je met 'ja' of 'nee' kunt beantwoorden: 
Do you have a cat?
Are you a parent? 
Can I help you?

Om een vraag te maken met am, are, is of can, zet je dit aan het begin van de zin. 

Slide 10 - Slide

De regel:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 11 - Slide

Vraagzin met SHIT persoon
He likes his shoes.

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 12 - Slide

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 -s in de zin en die staat aan het begin.

Slide 13 - Slide

We see a dog.

Slide 14 - Open question

You play football.

Slide 15 - Open question

They have a question.

Slide 16 - Open question

He has a PS5

Slide 17 - Open question

She knows the answer.

Slide 18 - Open question

He reads a book.

Slide 19 - Open question

Anne watches a film.

Slide 20 - Open question

Ontkennende zinnen

Slide 21 - Slide

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 22 - Slide

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 23 - Slide

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 24 - Slide

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 25 - Slide

I know the answer.

Slide 26 - Open question

You like this sweater.

Slide 27 - Open question

Sam and Harry go to school.

Slide 28 - Open question

He talks to his mum.

Slide 29 - Open question

She plays football.

Slide 30 - Open question

Anna gives a present.

Slide 31 - Open question

It rains every week.

Slide 32 - Open question

Do exercise 4b page 20
Finished? Start homework: read the theme words of 1a, page 18 and do exercise 2b, page 18.

Slide 33 - Slide