What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 1,2
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
0
Slide 5 - Video
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Welk woord hoort op het stippellijntje?
In een tekst zijn er ...... tussen woorden,
zinnen en alinea’s.
Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels
Slide 11 - Quiz
Hoe noem je woorden die wijzen op een
verband tussen zinnen of alinea’s?
Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen
Slide 12 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
Vraag 3 van 10
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 13 - Quiz
Maak de zin af.
Aan een signaalwoord kun je zien ...
Vraag 4 van 10
A
uit hoeveel alinea’s de tekst bestaat.
B
wat voor soort zin er in de tekst staat.
C
uit hoeveel zinnen de tekst bestaat.
D
wat voor soort verband er in de tekst staat.
Slide 14 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een
tekstverband?
Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg
Slide 15 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
maar
,
toch
en
echter
?
Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 16 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
want
en
omdat
?
Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 17 - Quiz
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden
daardoor
en
zodat
?
Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 18 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het hier?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling
Slide 19 - Quiz
In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Opdracht 1
: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 22 - Slide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 23 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 24 - Quiz
Opdracht 2
: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 25 - Slide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 26 - Open question
Op welk tekstverband dat begint met een R wijst het signaalwoord omdat?
Slide 27 - Open question
Opdracht 3
Slide 28 - Slide
Welk signaalwoord dat
eindigt op een S hoort op
het laatste stippellijntje?
Slide 29 - Open question
Op welk tekstverband wijst
het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 30 - Quiz
Opdracht 4
Slide 31 - Slide
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 32 - Drag question
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 33 - Drag question
Opdracht 5
Slide 34 - Slide
Welk signaalwoord dat wijst o
p
het tekstverband oorzaak-gevolg
staat in zowel zin 4 als 7?
Slide 35 - Open question
“Wanneer het volle maan is
en de maan het dichtst bij
de aarde staat ...” Van welk
tekstverband is hier sprake?
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Slide
Heb je een vraag of opmerking over deze LessonUp-les?
Mail naar r.jonker@tendercollege.nl.
Slide 38 - Slide