This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.
Voorafgaand aan deze opdracht moeten de leerlingen geleerd en kennis gemaakt hebben met de genoemde doelen die zij moeten verwerken in een lapbook.
Het is fijn om leerlingen een A3-papier (al dan niet gekleurd) te geven. Geef aan in welke vorm dit papier gevouwen moet worden.
Voor ideeën en inspiratie kun je leerlingen verwijzen naar http://lapbooksindeklas.weebly.com/ .
Bijgevoegd het beoordelingsformulier.
Een lapbook (schootboek) is een soort grote kaart met een
verzameling van mini-boekjes, klepjes en ander gevouwen materiaal waarin ruimte is voor tekeningen, verhalen en informatie.
Je gaat een boek lezen en maakt daarna een lapbook.
Je laat hierbij zien dat je de geleerde begrippen begrijpt.
Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een lapbook over een gelezen boek duidelijk maken:
1. Genres
2. Realistisch
3. Inleven
4. Hoofdpersoon
5. Uiterlijke kenmerken
6. Karaktereigenschap
1. Genres
2. Realistisch verhaal
3. Inleven
4. Hoofdpersoon
5. Uiterlijke kenmerken
6. Karaktereigenschap
- In deze boeken is geschiedenis belangrijk.
- Vaak lees je in deze boeken over nieuwsgierige en leergierige personages van vroeger en over avontuur.
- Dit zijn realistische verhalen die spelen in de echte wereld, zoals jij die kent.
- Personages zouden echt kunnen zijn, gebeurtenissen zouden echt gebeurd kunnen zijn e.d.
- Het is voorstelbaar.
- Hier-en-nu kan humoristisch zijn, avontuurlijk, emotioneel, enzovoort.
- Bijvoorbeeld sprookjes.
- Verhalen over een oorlog (bijvoorbeeld als avontuur of als waarschuwing).
- Een verhaal dat zich altijd in de verre toekomst
afspeelt.
- In fantasyboeken wordt er altijd over een andere
wereld (eventueel naast de wereld die wij kennen) geschreven.
- In deze andere wereld kunnen andere wezens e.d. bestaan.
- Boeken met gedichten.
- Boeken met griezelverhalen.
Hoe iemand eruitziet.
Bijvoorbeeld: lang, slank, bruine ogen en blond haar.
Hoe iemand is.
Bijvoorbeeld: vrolijk, slordig, grappig, lui of rustig.
Leen een boek in de mediatheek of bibliotheek (geen A-boek).
Lees het boek.
Tip: Schrijf na elk hoofdstuk of deel van het boek een paar zinnen op waarin je vertelt waar het over gaat.
Noteer de titel zichtbaar in je lapbook.
Maak van de zinnen die je al hebt geschreven een mooi stukje tekst waarin je schrijft waar het verhaal over gaat en welke belangrijke dingen er in het verhaal gebeuren.
Vergeet niet:
- het begin van het verhaal
- het eind van het verhaal
Je mag typen of schrijven.
Vouw de samenvatting in een envelopje en plak deze in je lapbook.
Tot welk genre hoort jouw boek?
Leg uit waarom en verwerk dit in je lapbook.
Kies uit:
hier-en-nu / historisch / oorlog / fantasie / fantasy / science fiction / griezel / gedichten
Wie is de hoofdpersoon in jouw boek?
Vertel wat over het uiterlijk en over zijn/haar karaktereigenschappen.
Doe dit in minimaal vijf zinnen en verwerk dit in je lapbook.
Is het verhaal in het boek dat je gelezen hebt realistisch of niet?
Geef drie voorbeelden uit het boek waarmee je
jouw antwoord uitlegt.
Verwerk dit in je lapbook.
Maak een tekening van een belangrijke gebeurtenis
in het verhaal.
Vertel in minimaal vijf zinnen iets over deze gebeurtenis.
Vertel in minimaal drie zinnen hoe
de hoofdpersoon zich op dit moment gevoeld zou hebben? Waarom denk je dat?
Werk je lapbook netjes af met plaatjes en/of tekeningen die iets te maken hebben met het verhaal.
Je kent de volgende begrippen en hebt deze in een lapbook over een gelezen boek duidelijk gemaakt:
1. Genres
2. Realistisch
3. Inleven
4. Hoofdpersoon
5. Uiterlijke kenmerken
6. Karaktereigenschap