Vandaag ga je de schriftelijke/digitale toets maken die hoort bij het boekje NOVA, hoofdstuk 4.
Dit cijfer telt samen met je verslag over elektriciteit.
Heel veel succes!!
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets Elektriciteit
Vandaag ga je de schriftelijke/digitale toets maken die hoort bij het boekje NOVA, hoofdstuk 4.
Dit cijfer telt samen met je verslag over elektriciteit.
Heel veel succes!!
Slide 1 - Slide
Start toets
Deel II
ELEKTRICITEIT
Succes!
Slide 2 - Slide
Een batterij levert:
A
elektrische spanning
B
elektrische geleiding
C
elektrische isolatie
D
elektrische stroming
Slide 3 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Een dynamo is een spanningsbron.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? De eenheid van spanning is Ampère
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Een lampje brandt alleen in een open stroomkring.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Een wisselschakelaar heeft drie aansluitpunten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Wat is het symbool voor een stopcontact?
A
Symbool 1
B
Symbool 2
C
Symbool 3
D
Symbool 4
Slide 8 - Quiz
Welk type batterij is dit?
A
Platte batterij
B
Staafbatterij
C
Knoopbatterij
D
Duobatterij
Slide 9 - Quiz
Batterij A levert 4.5 Volt Batterij B levert 3.0 Volt Batterij C levert 1.5 Volt Welke stroomsterkte is het grootst?
A
Batterij A
B
Batterij B
C
Batterij C
Slide 10 - Quiz
Fietsverlichting is aangesloten op een dynamo. In de afbeelding zie je twee manieren om het voorlicht en het achterlicht op de dynamo aan te sluiten.
Hoe heet de schakeling bij A?
A
Een serieschakeling
B
Een parallelschakeling
Slide 11 - Quiz
Op welke manier is fietsverlichting in werkelijkheid aangesloten op de dynamo, op manier A of op manier B?
A
Op manier A
B
Op manier B
Slide 12 - Quiz
Bij welke afbeelding is de batterij goed aangesloten?
A
A
B
B
C
C
Slide 13 - Quiz
Met welke letter is de spoel aangegeven?
A
A
B
B
C
C
Slide 14 - Quiz
Jeroen heeft een fietslampje van 3 V. Hij sluit het aan op een spanning van 12 V. Wat zal er gebeuren?
A
Het lampje zal doorbranden.
B
Het lampje zal fel branden.
C
Het lampje zal niet branden.
D
Het lampje zal zwak branden.
Slide 15 - Quiz
Sleep de materialen naar de juiste plek.
Isolator
Geleider
paper
hout
koper
ijzer
plastic
Slide 16 - Drag question
In de afbeelding zie je een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke plek(ken) kun je de stroommeter daarvoor plaatsen?
A
Het is geen serieschakeling, en geen paralelschakeling. Het zal dus niet werken.
B
Het is een paralelschakeling. De stroom neemt dus niet dezelfde weg.
C
Het is een serie- en parallelschakeling. De stroom is niet overal gelijk.
D
Alle plekken zijn geschikt. Het is een serieschakeling. Alle stroom neemt dus dezelfde weg.
Slide 17 - Quiz
Lampje 2 wordt losgedraaid. Wat gebeurt er?
A
1 gaat uit, 2 en 3 blijven aan
B
2 gaat uit, 1 en 3 blijven aan
C
2 en 3 gaan uit, 1 blijft aan
D
Alle lampjes gaan uit
Slide 18 - Quiz
In welk schakelschema wordt de stroomsterkte door het lampje gemeten?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 19 - Quiz
Hoe groot is de stroomsterkte? Gebruik de onderste schaalverdeling.
A
0.35 A
B
0.7 A
C
3.5 A
D
7 A
Slide 20 - Quiz
Ampère (A)
A
Spanning
B
Stroomsterkte
Slide 21 - Quiz
Hoe groot is de spanning van een stopcontact?
A
6 V
B
110 V
C
220 V
D
230 V
Slide 22 - Quiz
Met de schakelaar wil Pieter de lamp aan- en uitdoen.
Heeft hij dan een goede schakeling gemaakt?
A
Ja, hij heeft een goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar sluit, gaat de lamp aan en uit,.
B
Ja, hij heeft een goede schakeling gemaakt.
Als hij de schakelaar opent, gaat de lamp aan en uit.
C
Nee, hij heeft geen goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar opent, gaat de lamp alleen uit,.
D
Nee, hij heeft geen goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar sluit, gaat de lamp weliswaar uit, maar dat komt doordat hij dan kortsluiting maakt.
Slide 23 - Quiz
Volt (V)
A
Spanning
B
Stroomsterkte
Slide 24 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Op een wisselschakelaar zijn drie stroomdraden aangesloten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
Pieter maakt de schakeling, zie afbeelding.
De lamp is aan. Is de schakelaar in afbeelding open of gesloten?
A
De schakelaar is dicht.
B
De schakelaar is half open.
C
De schakelaar is open.
D
De schakelaar is half dicht.
Slide 26 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 27 - Quiz
Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren. Welke twee stoffen zijn isolatoren?
A
Aluminium - Lood
B
Goud - Lood
C
Rubber- Glas
D
Kwik- Glas
Slide 28 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 29 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 30 - Quiz
De stroommeter van figuur 6 geeft een stroomsterkte aan van:
A
0,37 A.
B
0,43 A.
C
3,7 A.
D
43 A.
Slide 31 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 32 - Quiz
In de afbeelding zie je een schakeling met drie lampjes. Carlo draait lampje 1 los.
Wat gebeurt er met de andere twee lampjes?
A
Lampje 2 en 3 gaan allebei uit.
B
Lampje 2 gaat uit en lampje 3 blijft branden.
C
Lampje 2 blijft branden en lampje 3 gaat uit.
D
Lampje 2 en 3 blijven allebei branden.
Slide 33 - Quiz
Welke opmerking is juist?
A
Kunststof en koper zijn allebei geleiders
B
Kunststof en koper zijn allebei isolatoren
C
Kunststof is een geleider en koper is een isolator
D
kunststof is een isolator en koper is een geleider
Slide 34 - Quiz
Welk symbool is dit?
A
Batterij
B
Spanningsmeter
C
LED-Lamp
D
Stroomdraad
Slide 35 - Quiz
Welk symbool hoort er bij de hieronder genoemde schakelschema onderdelen?
Sleep het juiste symbool naar het juiste onderdeel.
lamp
schakelaar
regelbare spanningsbron
stroommeter
spanningsmeter
weerstand
Slide 36 - Drag question
In de afbeelding zie je de binnenkant van een stekker. Welke drie onderdelen moeten van isolerend materiaal gemaakt worden?
A
Onderdeel 2, 3 en 5
B
Onderdeel 1, 3 en 6
C
Onderdeel 4, 5 en 6
D
Onderdeel 1, 2 en 4
Slide 37 - Quiz
Sommige deurbellen hebben drukschakelaars met een ingebouwd lampje dat altijd brandt. Daardoor is de drukschakelaar ook in het donker steeds gemakkelijk te vinden.
Welk schakelschema in de afbeelding hoort bij een deurbel met drukschakelaar en ingebouwd lampje?
A
Schakelschema A
B
Schakelschema B
C
Schakelschema C
D
Schakelschema D
Slide 38 - Quiz
Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:
A
vermogen = spanning + stroomsterkte
B
vermogen = spanning : stroomsterkte
C
vermogen = spanning × stroomsterkte
D
vermogen = spanning – stroomsterkte
Slide 39 - Quiz
De lampjes in de schakelingen zijn allemaal gelijk.
Bij welke schakeling horen de volgende eigenschappen?Sleep deze naar de juiste schakeling.
De stroomsterkte is altijd gelijk
Stroomsterkte verdeelt zich
Spanning over de alle lampjes is gelijk aan de spanning van de batterij.
Totale weerstand = R1 + R2 + R3
Spanning over het alle lampjes is gelijk aan 1/3 van spanning van de batterij.
Slide 40 - Drag question
Je hebt twee lampjes, een schakelaar, stroomdraden en één batterij.
Maak daarmee een schakelschema van een parallelschakeling waarin de lampjes altijd branden.
Sleep de onderdelen naar de juiste plek in het schakelschema
Slide 41 - Drag question
Sleep de lampjes die branden naar het goede schakelschema
6
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Slide 42 - Drag question
Maak een schakelschema waarbij je een lampje aansluit op een batterij.
Slide 43 - Drag question
Een stroomkring bestaat uit minstens drie onderdelen: een apparaat (bijvoorbeeld een lamp), snoeren en een spanningsbron (bijvoorbeeld een batterij).