What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
5.4 Geld genoeg?
H5 Hoe werkt de overheid?
§ 5.1 Overheid, burgers en bedrijven.
§ 5.2 De overheid en de economie.
§ 5.3 Zijn wij sociaal?
§ 5.4 Geld genoeg?
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
5 videos
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H5 Hoe werkt de overheid?
§ 5.1 Overheid, burgers en bedrijven.
§ 5.2 De overheid en de economie.
§ 5.3 Zijn wij sociaal?
§ 5.4 Geld genoeg?
Slide 1 - Slide
In deze les leer je:
- over de
Rijksbegroting
en de
Miljoenennota
;
- wat we bedoelen met de
staatsschuld
;
- welke inkomsten het Rijk heeft.
- het verschil tussen
directe
en
indirecte
belastingen;
- welke inkomsten de gemeente heeft.
GOAL!
Slide 2 - Slide
volgende slide:
video 3
Waar denk je aan bij
Prinsjesdag?
Slide 3 - Mind map
apps.noordhoff.nl
Slide 4 - Link
www.rijksoverheid.nl
Slide 5 - Link
Rijksbegroting
overzicht van de
verwachte
uitkomsten en de
verwachte
inkomsten van het Rijk
Miljoenennota
toelichting op de rijksbegroting waarin de regering haar keuze uitlegt
Slide 6 - Slide
Rijksbegroting
overzicht van de
verwachte
uitkomsten en de
verwachte
inkomsten van het Rijk
Miljoenennota
toelichting op de rijksbegroting waarin de regering haar keuze uitlegt
Er kan sprake zijn van een
begrotingsoverschot
of een
begrotingstekort
.
Wat kan de overheid dan doen
-meer inkomsten
-bezuinigen
-lenen (Staatsschuld)
Slide 7 - Slide
EMU-regels
Europese Monetaire Unie
(eurolanden)
Begrotingstekort
begrotingstekort max. 3%
van het bbp
1
Staatsschuld
staatsschuld max. 60%
van het bbp
2
Slide 8 - Slide
EMU-regels
Europese Monetaire Unie
(eurolanden)
Begrotingstekort
begrotingstekort max. 3%
van het bbp
1
Staatsschuld
staatsschuld max. 60%
van het bbp
2
(502 miljard : 943 miljard) x 100% =
53,2%
dit is lager dan 60%, dus voldoet aan de EMU-norm
Rekensom:
de staatsschuld is € 502 miljard en het bbp is € 943 miljard. Voldoet dit aan de EMU-norm?
Slide 9 - Slide
Nog een rekensom!
Staatsschuld in 2020: € 451 miljard.
Staatsschuld in 2023: € 495 miljard.
--> Met hoeveel % nam de staatsschuld toe tussen 2020 en 2023?
Antwoord
(495 - 451) : 451 x 100% = 9,75..... --> 9,8%
Formule
(nieuw - oud) : oud x 100%
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Directe belastingen
Indirecte belastingen
betaal je rechtstreeks aan
de overheid, bijv.
- loonbelasting
- inkomstenbelasting
- winstbelasting
- vennootschapsbelasting
(= belasting over inkomen, winst en vermogen)
zitten in de prijs van een product verwerkt, bijv.
- btw
- accijns
- toeristenbelasting
- energiebelasting
(= kostprijsverhogende belastingen)
Slide 12 - Slide
Inkomsten van het Rijk
bijv. btw, accijns
bijv. loon-
belasting,
vennootschaps-
belasting
bijv. staatsloterij,
boetes, leges
premies
sociale verzekeringen
Slide 13 - Slide
Inkomsten van de gemeente
Naast ozb ook:
afvalstoffenheffing,
rioolheffing,
parkeerbelasting,
toeristenbelasting,
hondenbelasting e.d.
Slide 14 - Slide
Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?
Slide 15 - Slide
Hoe bereken je een verandering in procenten?
A
(nieuw - oud) : oud x 100
B
(oud - nieuw) : oud x 100
C
(nieuw - oud) : nieuw x 100
D
(oud - nieuw) : nieuw x 100
Slide 16 - Quiz
Hoe schrijf je € 3,5 miljard voluit?
A
3.500.000
B
35.000.000
C
3.500.000.000
D
35.000.000.000
Slide 17 - Quiz
Juist of onjuist?
De Rijksbegroting gaat over het lopende (= dit) jaar.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Als er een begrotingstekort is, kan de overheid dit oplossen door ...
A
meer uit te geven
B
meer te lenen
C
minder belasting te heffen
Slide 19 - Quiz
Direct of indirect?
Loonbelasting is ...
A
direct
B
indirect
Slide 20 - Quiz
Direct of indirect?
Accijns is ...
A
direct
B
indirect
Slide 21 - Quiz
Onder de 'overige inkomsten' van de overheid vallen o.a.:
A
leges en dividendbelasting
B
leges en accijns
C
leges en boetes
D
leges en kansspelbelasting
Slide 22 - Quiz
Juist of onjuist?
De gemeente ontvangt inkomsten
van het Rijk.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Ozb =
A
Overige zaakbelasting
B
Onbelaste zaakbelasting
C
Ondernemers-zaakbelasting
D
Onroerende zaakbelasting
Slide 24 - Quiz
Aan het werk
Maken: § 5.4
opg. 1 t/m 8 (blz. 150)
Zelf nakijken via Magister ELO Studiewijzers
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Video
Slide 28 - Video
Slide 29 - Video
----
Staatsloterij
Slide 30 - Slide