What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
1.Wk.1.1. Onderwerp en persoonsvorm
Nederlands: ontleden
Persoonsvorm &
onderwerp
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands: ontleden
Persoonsvorm &
onderwerp
Slide 1 - Slide
Lesdoel
in je eigen woorden omschrijven wat een persoonsvorm is.
de persoonsvorm in een zin vinden.
aangeven wat het onderwerp van een zin is.
uitleggen hoe je een onderwerp in een zin vindt.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Instructiefilm
We gaan kijken naar een instructiefilm
(van de kennisbank);
daarna krijgen we een aantal vragen te beantwoorden.
Je mag vast aantekeningen maken!
Slide 5 - Slide
https:
Slide 6 - Link
Definitie van persoonsvorm:
De persoonsvorm is
altijd
een werkwoord.
Slide 7 - Slide
Hoe vind ik de persoonsvorm?
Door een VRAAGZIN te maken. Het eerste werkwoord is de persoonsvorm. VB Ben ik slim? VB Wie ziet de jongen?
De TIJD te veranderen. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. Vb Ben ik slim, Was ik slim?
De zin van enkelvoud in meervoud zetten of van meervoud in enkelvoud zetten. VB. De jongen luistert goed. De jongens luisteren goed.
Slide 8 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
De agent geeft een bekeuring aan de jongen.
A
bekeuring
B
geeft
C
de agent
D
de jongen
Slide 9 - Quiz
Instructiefilm
We gaan kijken naar een instructiefilm
(van de kennisbank);
daarna krijgen we een aantal vragen te beantwoorden.
Je mag vast aantekeningen maken!
Slide 10 - Slide
https:
Slide 11 - Link
Onderwerp
Het
onderwerp
is altijd over
wie
of
wat
het gaat.
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
Verander het getal (enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp
Slide 12 - Slide
Je vindt het onderwerp door:
Een vraag te stellen:
wie of wat + persoonsvorm
Het onderwerp kan een mens, een dier of een ding zijn.
De hond sluipt door het bos =
sluipt
= de persoonsvorm.
Stel de vraag:
wie sluipt?
De hond
Het onderwerp kan één, maar ook meerdere woorden zijn.
Het lange springtouw is stuk =
is
= de persoonsvorm.
Stel de vraag: Wat is?
Het lange springtouw
Slide 13 - Slide
Ik leer het onderwerp te vinden.
Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 14 - Quiz
Toepassing
Werkbladen uit de bijlage
Slide 15 - Slide
Denk een momentje na of
je nog vragen hebt?
Slide 16 - Slide
Vragen
Heb jij nog vragen over
het onderwerp
of
de persoonsvorm?
Slide 17 - Slide
Aantekening
Berg deze aantekening op in de map bij:
- Nederlands
- Ontleden / grammatica
- Zinsdelen
Goed bewaren: kun je altijd alles opzoeken later!
Hoef je niet alles te onthouden!!
Fijn en gemakkelijk toch!!!
Slide 18 - Slide
Zelfstandig aan het werk
Nu ga je aan het werk met de taken Nederlands in VO-Next
Slide 19 - Slide