This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
klas HV1: Begrijpend lezen - NN6
Hoofdstuk 4
tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Na deze lessenserie kun je:
- tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden herkennen in een tekst.
Slide 2 - Slide
Waarom zou een schrijver gebruik maken van verbanden en signaalwoorden binnen een tekst?
Slide 3 - Open question
Welke tekst leest fijner?
Tekst 2
Zo maak je een game
Het begint met een idee voor een game. Eerst maken de tekenaars figuren die bij het spel passen. Zo zie je een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Daarna wordt er een kartonnen bordspel van de game gemaakt. Vervolgens gaan de programmeurs en de geluidstechnici aan de slag. Als laatste komen de testers aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.
Slide 4 - Slide
Welke tekst leest fijner?
Tekst 1
Zo maak je een game
Er is een idee voor een game. De tekenaars maken figuren die bij het spel passen. Je ziet een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Er wordt een kartonnen bordspel van de game gemaakt. De programmeurs en de geluidstechnici gaan aan de slag. De testers komen aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.
Slide 5 - Slide
Gebruik signaalwoorden en verbanden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen.
Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.
Slide 6 - Slide
Voorbeeld
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.
Slide 7 - Slide
Voorbeeld met signaalwoorden
Jan gaat binnenkort werken want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.
Slide 8 - Slide
Chronologisch tekstverband
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort – ook jaartallen en data
Slide 9 - Slide
Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook – ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)
Slide 10 - Slide
tegenstellend verband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant
Slide 11 - Slide
Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
Slide 12 - Slide
Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 13 - Quiz
Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen. Aan welk signaalwoord herken je het opsommende verband?
Slide 14 - Open question
In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daarvoor geen tijd.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 15 - Quiz
In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daarvoor geen tijd. Aan welk signaalwoord herken je het tegenstellende verband?
Slide 16 - Open question
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 17 - Quiz
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Aan welk signaalwoord herken je het chronologische verband?
Slide 18 - Open question
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter bij een topclub punten kon weghalen.
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 19 - Quiz
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter bij een topclub punten kon weghalen. Aan welk signaalwoord herken je het toelichtend verband?
Slide 20 - Open question
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord ECHTER?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 21 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord BINNENKORT?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 22 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord ZOALS?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband
Slide 23 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord BOVENDIEN?