This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Formules maken met triqo
Slide 1 - Slide
Welk figuur kan je niet maken met Triqo?
Slide 2 - Open question
Welke vorm hebben de grensvlakken van een icosaëder?
A
vierkant
B
rechthoek
C
driehoek
D
zeshoek
Slide 3 - Quiz
Bouw zelf een isocaëder
Slide 4 - Slide
Upload hieronder een foto van jouw isocaëder
Slide 5 - Open question
Hoeveel driehoekjes heb je nodig om de kleinste isocaëder te bouwen?
A
15 x 1 driehoek
B
16 x 1 driehoek
C
18 x 1 driehoek
D
20 x 1 driehoek
Slide 6 - Quiz
We noemen je eerste isocaëder nummer 1 van de serie isocaëders die we gaan maken.
n = 1
In wiskundetaal schrijf je dan
Slide 7 - Slide
Nummer 2 is één slag groter. Bouw nummer 2 en upload hieronder een foto. (heb je een hint nodig? Kijk alvast op de volgende dia)
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Hoeveel Triqo-driehoeken heb je nodig om een isocaëder te maken in de serie n=2
Slide 10 - Open question
Upload hieronder een foto van de drie isocaëders die je (samen)maakte
Slide 11 - Open question
Maak ook nummer 3 (n=3) van de serie isocaëders. Hoeveel driehoekjes heb je nodig?
Slide 12 - Open question
Neem de tabel over en vul hem in.
Bereken ook de stapgrootte.
Upload hieronder een foto van je ingevulde tabel
Slide 13 - Open question
controleer je tabel
Slide 14 - Slide
Op zoek naar het patroon. Kijk naar het nummer van het figuur en het aantal driehoeken. Wat is het patroon?
A
het nummer x 2 + 20 = aantal driehoeken
B
20 + het nummer + 2 = aantal driehoeken
C
het nummer x zichzelf x 20 = aantal driehoeken
D
het nummer + zichzelf x 20 = aantal driehoeken
Slide 15 - Quiz
Als het goed is ziet je tabel er zo uit: Kan je nu voorspellen wat er bij n= 4 en n=5 moet staan? Vul je tabel aan met n=4 en n=5 en het aantal driehoeken wat daarbij hoort.
Slide 16 - Open question
Hoe noem je de berekening als je een getal x zichzelf vermenigvuldigd?
Slide 17 - Open question
Gebruik de juiste antwoorden van de vragen hiervoor en laat met een berekening zien dat je 1280 driehoeken nodig hebt om de isocaëder n= 8 te maken
Slide 18 - Open question
Wat is nu de formule voor het berekenen van het aantal Triqo-driehoeken die je nodig hebt om een isocaëder te bouwen in een serie nummers (n) van klein naar groot