This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesplan
Leerdoelen vorige les
Nieuwe leerdoelen
Voereters
Dieren voeren
Slide 2 - Slide
Plenda!
Opdracht 1 t/m 7 van les 3
+
Opdracht 1 t/m 5 van les 4
+
Begrippen
Slide 3 - Slide
Vorige les
Je weet wat exterieur betekent
Je kunt het uiterlijk van een dier beoordelen
Je kunt vertellen wat de afkorting GHROKA betekent
Je kunt een signalement maken van een dier
Slide 4 - Slide
Leerdoelen
Je kan de juiste hoeveelheid voer en water geven aan een dier
Je kan voer en waterbakjes/flesjes schoonmaken
Je weet waarom voer en water van belang is
Je kunt de verschillende soorten voereters benoemen
Je kunt uitleggen waarom je met voeren rekening houdt met het weer
Slide 5 - Slide
Je kunt de 2 verschillende diervoeren onderscheiden
Je kunt vertellen waarom deze 2 diervoeren verschillend zijn
Je kunt uitleggen wat een rantsoen is
Je weet hoe je verschillende voedingsstoffen moet wegen & meten
Slide 6 - Slide
De toets komt er aan!
Hierna nog 1 les en dan heb je de eerste diertoets!
Voor deze toets leer je:
Les 1 t/m 4 van je online boek
Je aantekeningen
Je begrippenlijst
Vragen? Moet je nog hanteren? Loop langs!
Slide 7 - Slide
Voereters
3 verschillende voereters
Herbivoor = planteneter
Carnivoor = vleeseter
Omnivoor = alleseter
Allemaal hun eigen gebit
Slide 8 - Slide
Herbivoor
Slide 9 - Mind map
Carnivoor
Slide 10 - Mind map
Omnivoor
Slide 11 - Mind map
Dieren voeren
Elke dag voer en vers water
Water is belangrijker dan voer
Controleer hoe het met je dier gaat
Controleer het verblijf van je dier
Opruimen nadat je klaar bent
Selectief eten
Slide 12 - Slide
Waarom is water belangrijker dan voer?
A
Een dier drinkt graag water
B
Een dier kan langer zonder eten dan zonder water
C
Een dier zwemt graag in zijn waterbakje
D
Een dier wil altijd drinken bij zijn eten
Slide 13 - Quiz
Wat controleer je als een dier voer en water geeft?
Slide 14 - Open question
2 soorten diervoer
Ruwvoer
Ruwvoer komt van het land (hooi, gras, luzerne)
Hier wordt niks aan toegevoegd, daarom het het ruwvoer
Bevat veel vezels, alleen planten & alleseters krijgen dit
Krachtvoer
Krachtvoer komt uit de voerfabriek (brokjes, blikvoer)
Hier worden vitamines & mineralen aan toegevoegd
Alles wat een dier nodig heeft, kan hier in gestopt worden.
Elk dier, soms elk ras heeft zijn eigen brokjes
Krachtvoer komt voor in nat of droogvoer.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Aan ruwvoer kun je vitamines en mineralen toevoegen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Geef een voorbeeld van krachtvoer
Slide 18 - Open question
Rantsoen
Hoeveelheid en soort voer dat een dier krijgt, aangepast op de behoefte van het dier
Om deze te maken moet je weten wat een dier doet op een dag
Kan via tabellen of een computersysteem
Rantsoen is vaak meerdere voersoorten.
Cavia krijgt brokjes, hooi en wortels
Pony's krijgen muesli en hooi
Je moet altijd kijken naar eiwit & energie dat jou dier nodig heeft.
Voor gezelschapsdieren kun je vaak op de zak kijken
Voor productiedieren kun je een tabel aflezen
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Wegen & meten
Je moet voor een rantsoen verschillende voedingsmiddelen wegen
Deze zijn niet allemaal hetzelfde
Belangrijk is hierbij dat je dit rijtje kent:
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Voer berekenen
Voer wordt altijd per KG/LG uitgerekend
KG = kilogram
LG = lichaamsgewicht
Dus we rekenen per kilogram lichaamsgewicht uit
Slide 24 - Slide
Hoe?
Voorbeeld!
Hond Pluis weegt 3 kilo
Per kilo lichaamgewicht, krijgt hij 45 gram brokken
3 (lichaamgewicht) x 45 (gram brokjes) = 135 gram per dag
Slide 25 - Slide
Voer berekenen! Kat Felix weegt 1 kilo, per kilo lichaamsgewicht krijgt hij 30 gram brokjes. Hoeveel gram moet Felix krijgen?
A
25 gram
B
30 gram
C
40 gram
D
3 gram
Slide 26 - Quiz
Voer berekenen! Konijn Sir Pluizenbal weegt 1.8 kilo. Per kilo lichaamsgewicht moet hij 22 gram brokjes krijgen. Hoeveel gram brokjes heeft Sir Pluizenbal nodig per dag? SCHRIJF JE BEREKENING OP