What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
les 6 verwijswoorden
Verwijswoorden
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Je leert vandaag wat verwijswoorden zijn en waarvoor ze gebruikt worden.
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt.
Het is beter om wat variatie aan te brengen.
Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik
verwijswoorden.
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden
Voorbeeld:
Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.
Beter: Max is blij.
Hij
heeft 8 euro verdiend.
(Ook goed: Max is blij, want hij heeft 8 euro verdiend.)
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 5 - Slide
DEZE, DIE, DIT, DAT
dez
E
en di
E
gebruik je bij d
E
-woorden.
di
T
en da
T
gebruik je bij he
T
-woorden.
Slide 6 - Slide
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 7 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 8 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 9 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 10 - Drag question
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 11 - Quiz
Heb je nog vragen?
Slide 12 - Slide
Aan de slag
Haal alle verwijswoorden uit de tekst (zet een streep onder het verwijswoord of kleur het verwijswoord.
Tekst één lees ik eerst voor.
Slide 13 - Slide
Nabespreking
Is het gelukt de verwijswoorden uit de teksten te halen?
Vertel eens, wat zijn verwijswoorden?
Wanneer gebruiken we deze woorden?
Slide 14 - Slide