What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
3A online les 2 (relative pronouns)
Vandaag:
Herhaling who, which, that, whose
Zelfstandig werken
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vandaag:
Herhaling who, which, that, whose
Zelfstandig werken
Slide 1 - Slide
Who
Personen
Slide 2 - Slide
Which
Dingen, dieren
Slide 3 - Slide
That
Personen en dingen
Kan who en which vervangen door that als er geen komma staan voor de bijzin.
Slide 4 - Slide
Ø: who, which, that weghalen
Weglaten
als het
géén
onderwerp is in de bijzin.
Niet
weglaten als het
wél
het onderwerp in in de bijzin.
Slide 5 - Slide
Whose
Personen en dingen (bezit)
Slide 6 - Slide
That is the girl, ... I love.
A
who/that
B
which/that
C
that
D
who
Slide 7 - Quiz
That is the place ... I live.
A
when
B
where
C
who
D
that
Slide 8 - Quiz
It was the week ... I won!
A
when
B
where
C
who
D
that
Slide 9 - Quiz
The boy ... dog I love.
A
who
B
whom
C
whose
D
which
Slide 10 - Quiz
She's the girl ... I love the most.
A
Ø
B
that
C
Ø/that
D
Ø/that/who
Slide 11 - Quiz
Aflsuiting
Afmaken opr. 12+13 (blz. 12 WB B)
Maken opdr.
9, 10 blz. 10, 11
Slide 12 - Slide