This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Een plant is een plant als de cel:
A
Bladgroenkorrels, geen celorganellen en geen celwand heeft.
B
Geen bladgroenkorrels, een celwand en geen celorganellen.
C
Bladgroenkorrels, geen celwand en celorganellen heeft.
D
Een vacuole, bladgroenkorrels en celmembraan heeft.
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Wat is geen stam in het plantenrijk?
A
Wieren/algen
B
Bomen en struiken
C
Zaadplanten
D
Sporenplanten
Slide 5 - Quiz
Wat is GEEN stam van het plantenrijk?
A
Mossen
B
Paardenstaarten
C
Bomen
D
Varens
Slide 6 - Quiz
Welke stam van het plantenrijk is hier afgebeeld?
A
Bladmossen
B
Levermossen
C
Vaatplanten
Slide 7 - Quiz
Bij welke STAM van het plantenrijk hoort deze plant?
A
wieren (algen)
B
sporenplanten
C
zaadplanten
Slide 8 - Quiz
Tot welke stam van het plantenrijk hoort deze plant?
A
Naaktzadigen
B
Bedektzadigen
C
Bomen
D
Landplanten
Slide 9 - Quiz
Uit welke twee stammen bestaat het plantenrijk
A
zaadplanten, bomen
B
sporenplanten, zaadplanten
C
sporenplanten, bloemen
Slide 10 - Quiz
Is groenwieren een stam van het plantenrijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Paddenstoelen horen bij het plantenrijk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Wat is geen orgaan van een plant.
A
Wortels
B
Bladeren
C
Stuifmeel
D
Stengel
Slide 14 - Quiz
Organen van planten zijn:
A
hart - stengel - wortel
B
maag - hart - long
C
long - maag - stengel
D
stengel - wortel - blad
Slide 15 - Quiz
Wat is geen orgaan van een plant.
A
Wortels
B
Bladeren
C
Stuifmeel
D
Stengel
Slide 16 - Quiz
Organen van planten zijn:
A
hart - stengel - wortel
B
maag - hart - long
C
long - maag - stengel
D
stengel - wortel - blad
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Fotosynthese Wat is ==> NIET waar
R8
A
Dit vindt plaats bij sommige dieren en alle planten
B
Dit vindt plaats in groene planten
C
Dit vindt plaats in de bladgroenkorrels
D
Hierdoor maakt de plant zijn eigen voedsel
Slide 19 - Quiz
Fotosynthese is een....
A
assimilatie proces
B
dissimilatie proces
Slide 20 - Quiz
Bij fotosynthese ....
A
Nemen planten zuurstof op en geven CO2 af
B
Nemen planten koolstof op en geven zuurstof af
C
Nemen planten C02 op en geven zuurstof af
D
nemen planten koolstof op en geven CO2 af
Slide 21 - Quiz
Tijdens de fotosynthese worden:
A
Organische stoffen (= stoffen die veel energie bevatten) gevormd
B
Anorganische stoffen (= stoffen die geen energie bevatten) gevormd
C
Organische (die veel energie bevatten) & anorganische stoffen ( die geen energie bevatten) gevormd
Slide 22 - Quiz
Waarom hebben cactussen stekels?
A
Zodat de vruchten veilig zijn
B
Om water vast te houden
C
Om verdamping tegen te gaan
D
Om lucht vast te houden --> minder verdamping
Slide 23 - Quiz
Transport in planten
- Houtvaten en bastvaten
- Wateropname
- Waterpotentiaal
- Huidmondjes
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Welke vaten zijn verantwoordelijk voor de anorganische sapstroom?
A
bastvaten
B
houtvaten
Slide 27 - Quiz
Welke onderdelen vervoeren organische stoffen?
A
bastvaten
B
houtvaten
Slide 28 - Quiz
welke bewering is waar?
A
houtvaten bevatten celkernen
B
de secundaire celwanden bevatten lignine
C
bastvaten bevatten geen dwarsverbanden
D
bastvaten bevatten celkernen
Slide 29 - Quiz
Wat is nr 10?
A
houtvaten
B
vaatbundel
C
bastvaten
D
centrale cilinder
Slide 30 - Quiz
Wat is juist?
A
B
C
A
A: Houtvaten
B: Bastvaten
C: Parenchym
B
A: Bastvaten
B: Parenchym
C: Houtvaten
C
A: Houtvaten
B: Parenchym
C: Bastvaten
D
A: Bastvaten
B: Houtvaten
C: Parenchym
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Waar nemen planten water en mineralen mee op?
Slide 34 - Open question
Wat is het nut van veel wortelharen (1 lang woord ;-))
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Welk organel zul je dan ook veelvuldig aantreffen in endodermiscellen?
Slide 39 - Open question
Slide 40 - Slide
Huidmondjes
Regelen verdamping
Afname turgor sluitcellen door watertekort zorgt voor vormverandering waardoor huidmondje dicht gaat
Kan ook onder invloed van licht en CO2
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Capillaire werking
Slide 43 - Slide
transport in houtvaten gebeurt door
A
luchtverversing, capillaire werking en worteldruk
B
verdamping, capillaire werking en worteldruk
C
verdamping, capillaire werking en wortels
D
verdamping, capillairen en worteldruk
Slide 44 - Quiz
Op een zomerse dag met veel wind neemt de plant meer water op dan normaal. Waardoor
A
Meer zuigkracht van de bladeren
B
Meer worteldruk
C
Meer capillaire werking
D
Geen van allen
Slide 45 - Quiz
Het transport van water, dat een boom uit de grond heeft opgenomen, stopt als de boom zijn bladeren laat vallen. Welke kracht valt weg door het ontbreken van de bladeren?
A
capillaire werking
B
worteldruk
C
verdamping
D
adhesie
Slide 46 - Quiz
Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater
Slide 47 - Quiz
Waterpotentiaal
Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk
Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal
Slide 48 - Slide
Een pantoffeldiertje neemt water op door osmose. Waar is de waterpotentiaal dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is waterpotentiaal gelijk
Slide 49 - Quiz
En waar is de osmotische waarde dan het hoogst?
A
in het pantoffeldiertje
B
buiten het pantoffeldiertje
C
binnen en buiten het pantoffeldiertje is osm. waarde gelijk
Slide 50 - Quiz
Slide 51 - Slide
Als een wortel in het voorjaar zijn eerste bladeren krijgt. Hoe wordt de suiker dan vervoerd?
A
via de houtvaten omlaag
B
via de bastvaten omlaag
C
via de houtvaten omhoog
D
via de bastvaten omhoog
Slide 52 - Quiz
Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming
Slide 53 - Quiz
veel struiken mag je niet in het voorjaar snoeien vanwege het risico op 'doodbloeden'. Wat is de verklaring
A
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in bastvaten niet te stoppen
B
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in bastvaten niet te stoppen
C
worteldruk is hoog, daardoor waterstroom in houtvaten niet te stoppen
D
worteldruk is hoog, daardoor stroom opgeloste organische stoffen in houtvaten niet te stoppen