Yuverta

Grammatica en spelling hoofdstuk 6

Zinnen ontleden 
GRAMMATICA
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zinnen ontleden 
GRAMMATICA

Slide 1 - Slide

Zinsdelen benoemen

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Maak de zin vragend, de persoonsvorm komt vooraan te staan.
OF
Zet de zin in een andere tijd, de persoonsvorm verandert.

ONDERSTREEP DE PERSOONSVORM.

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 4 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 5 - Drag question

zinsdeelstrepen
Zet voor en achter de pv een zinsdeelstreep.
Het stuk voor de pv is 1 deel.
Zet de zin in een andere volgorde, iedere keer komt er een ander stukje van de zin voor de pv te staan, dat is ook een zinsdeel. Ga net zolang door totdat je alle zinsdelen hebt gevonden.

Slide 6 - Slide

Typ de zin over en zet op de juiste plaats zinsdeelstrepen:

De kat van de buurman heeft gisteren mijn moeder gekrabd.

Slide 7 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plaats zinsdeelstrepen:

In de vakantie zijn mijn vader en ik op de fiets naar Duitsland gegaan.

Slide 8 - Open question

Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg)

Alle werkwoorden in de zin, ook de pv.

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken

Slide 10 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 11 - Drag question

Benoem het onderwerp (o)
Wie / wat + werkwoordlijk gezegde (wg)?

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 13 - Drag question

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 14 - Drag question

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 15 - Drag question

Oefenen met zinnen

Slide 16 - Slide

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 17 - Drag question

De lerares    geeft    alle leerlingen   morgen    

een toets.
BWB
persoonsvorm
onderwerp
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 18 - Drag question

Vorige week
heeft
mijn broer
mij
zijn oude telefoon
gegeven.
PV
WG
Onderwerp
WG
LV
MV
BWB

Slide 19 - Drag question