Yuverta

Toets haben en sein

Toets haben en sein
Je gaat laten zien wat je al weet over de werkwoorden 'haben en 'sein'. 

Succes!!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Toets haben en sein
Je gaat laten zien wat je al weet over de werkwoorden 'haben en 'sein'. 

Succes!!

Slide 1 - Slide

Het werkwoord 'haben' betekent in het Nederlands:

Slide 2 - Open question

Het werkwoord 'sein' betekent in het Nederlands:

Slide 3 - Open question

De goede vertaling van 'ik heb' is:
A
ich habe
B
ich habt
C
ich habst

Slide 4 - Quiz

De goede vertaling van 'wij hebben' is:
A
ihr habt
B
wir haben
C
ich habe
D
wir habst

Slide 5 - Quiz

De goede vertaling van 'hij heeft' is:
A
er habt
B
er hat
C
er habe
D
er haben

Slide 6 - Quiz

De goede vertaling van 'u heeft' is:
A
sie haben
B
Sie haben
C
sie hat

Slide 7 - Quiz

De goede vertaling van 'jij hebt' is:
A
du hast
B
du habe
C
du habst
D
du haben

Slide 8 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands: Opa hat

Slide 9 - Open question

Vertaal naar het Nederlands: wir haben

Slide 10 - Open question

Vertaal naar het Nederlands: Ich habe

Slide 11 - Open question

Vertaal naar het Nederlands: Vater und Mutter haben

Slide 12 - Open question

Nu iets moeilijker: vul de juiste werkwoordsvorm in: haben Du Unterricht (les).

Slide 13 - Open question

Vul de juiste werkwoordsvorm in: haben Onkel (oom) Franz einen BMW.

Slide 14 - Open question

Vul de goede werkwoordsvorm in:
haben Was .... ihr gemacht?

Slide 15 - Open question

Nu gaan we naar het werkwoord 'sein'
Denk eraan dat je nu dus met een ander werkwoord verder gaat!

Slide 16 - Slide

Het werkwoord 'sein' betekent:

Slide 17 - Open question

De goede vertaling van 'ik ben' is
A
ich bin
B
ich sein
C
ich seine
D
ich binst

Slide 18 - Quiz

De goede vertaling van 'jij bent' is:
A
er ist
B
du bist
C
du binnest
D
du seinst

Slide 19 - Quiz

De juiste vertaling van 'wij zijn' is:
A
wir sein
B
wir sind
C
wir seid
D
wir bin

Slide 20 - Quiz

De juiste vertaling van 'u bent' is:
A
sie sind
B
Sie sind
C
du bist
D
er ist

Slide 21 - Quiz

Vul de goede vorm in:
sein Karl und Ilse Freunde.

Slide 22 - Open question

Vul de goede werkwoordsvorm in:
sein ....du die Freundin von Karl?

Slide 23 - Open question

Vul de goede werkwoordsvorm in:
sein Mein Vater ..... 52.

Slide 24 - Open question