What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
Voorzetsels van plaats & tijd
Prepositions of time
IN
gebruik je voor: eeuwen, jaren, maanden en langere tijdsperiodes
examples
: in 2018, in June, in the past
ON
gebruik je voor: dagen, data
examples
: on Tuesday, on my birthday, on Christmas day
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3,4
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Prepositions of time
IN
gebruik je voor: eeuwen, jaren, maanden en langere tijdsperiodes
examples
: in 2018, in June, in the past
ON
gebruik je voor: dagen, data
examples
: on Tuesday, on my birthday, on Christmas day
Slide 1 - Slide
AT
gebruik je voor: precieze tijden
examples:
at 12 o'clock, at noon, at sunrise, at the moment
Uitzondering: at night, at the weekend, at Christmas
Slide 2 - Slide
Lesson aim
Na de uitleg en oefening kan ik:
- het juiste voorzetsel (van tijd) in het Engels gebruiken.
Slide 3 - Slide
She left ....... February
A
In
B
At
C
On
Slide 4 - Quiz
We had dinner .... the afternoon
A
At
B
In
C
On
Slide 5 - Quiz
Her birthday is ..... 12 October
A
In
B
At
C
On
Slide 6 - Quiz
We arrived ..... 5 o'clock .... Wednesday ..... 2005.
A
on, in, at
B
at, on, in
C
in, at, on
Slide 7 - Quiz
..... summer we often go swimming.
A
In
B
At
C
On
Slide 8 - Quiz
Our next lesson begins ..... two this afternoon.
A
In
B
At
C
On
Slide 9 - Quiz
Do you go to church ..... Sundays?
A
In
B
At
C
On
Slide 10 - Quiz
.... Easter Monday
A
In
B
At
C
On
Slide 11 - Quiz
.... 4th of July
A
In
B
At
C
On
Slide 12 - Quiz
We never do our homework ..... the evenings.
A
In
B
At
C
On
Slide 13 - Quiz
Prepositions
of place
Slide 14 - Slide
Prepositions of place
on
gebruik je bij
oppervlaktes
(tafel) en
openbaar vervoer
(train).
in
gebruik je bij
wegen
,
steden
,
landen
en
grote gebieden
, ook gebruik je
in
voor
afgesloten ruimtes
(lokaal, huis, kartonnen doos).
at
gebruik je bij
huisnummers
en (namen van)
gebouwen
(cinema/school/station).
Slide 15 - Slide
Prepositions of place
on
gebruik je bij
oppervlaktes
(tafel) en
openbaar vervoer
(train).
Ook kun je
on
gebruiken voor
data
.
My phone is
on
the
table
.
John is
on
a plane to
Hawaii
.
Slide 16 - Slide
Prepositions of place
in
gebruik je bij
wegen
,
steden
,
landen
en
grote gebieden
, ook gebruik je
in
voor
afgesloten ruimtes
(lokaal, huis, kartonnen doos).
Bob is
in
London Road
.
We are on holiday
in
France
.
He lives
in
a pineapple
under the sea.
Slide 17 - Slide
Prepositions of place
at
gebruik je bij
huisnummers
en (namen van)
gebouwen
(cinema/school/station).
John lives
at
number
10
Baker Street.
Jack is
at
the
supermarket
.
Slide 18 - Slide
Where is the bird?
.... the box
A
in
B
above
C
opposite
D
on
Slide 19 - Quiz
I am now ...... school
Slide 20 - Open question
Online boek Engels
We vullen klassikaal een oefening in.
Slide 21 - Slide