Yuverta

Thema 5 les 3 de man

Jay
Lotus
Renée
            bord       en       docent
Pak je boek, je IPad en log alvast in!

Lotus, Noa en Sofie uit elkaar. 
Milan, Taha, Jesse en Silver ook uit elkaar. 
 
Heb je een vaste plek, dan is dit voor je eigen groei en vooruitgang. 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Jay
Lotus
Renée
            bord       en       docent
Pak je boek, je IPad en log alvast in!

Lotus, Noa en Sofie uit elkaar. 
Milan, Taha, Jesse en Silver ook uit elkaar. 
 
Heb je een vaste plek, dan is dit voor je eigen groei en vooruitgang. 

Slide 1 - Slide

Sem
Dilano
Piotr
Romy
                          bord  
Pak je boek, je IPad en log alvast in!
Leg je huiswerk klaar voor controle!
r
a
a
m

Slide 2 - Slide

Lesopbouw

Absentie (zorg dat je spullen op tafel liggen) 
Herhaling vorige les..
Doelen van de les
Doel met uitleg
Opdrachten maken 
Nakijken  
Doel van de les en afsluiting

Slide 3 - Slide

Hoofstukopbouw
1. De puberteit
2. Een vrouw
3. Een man
4. Seks enzo
Herhaling 1 - 4
5. Veilig vrijen
6. Zwangerschap
7. Geboorte en Samenhang 
8 Soa's
Diagnostische toets
Toets

Slide 4 - Slide

Een vrouw: Doelen
  • Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw nomen met hun functies. 
  • Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven. 

Slide 5 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies. 
Uitleg: 
Het zijn organen. 
Het voorplantingsstelsel van de vrouw ligt in haar buik. 
Het bestaat uit de baarmoeder, eierstokken en eileider.  
In de baarmoeder groeit de baby als een vrouw zwanger is. 
In de eierstokken zitten de eicellen die via de eileiders naar de baarmoeder gaan. Als de eicel niet bevrucht wordt, gaat het dood. En wordt de vrouw ongesteld. Dit zit allemaal aan de binnenkant. 

Slide 6 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies. 
functies:
Eierstokken: hierin vindt de ontwikkeling plaats van de eicellen.
eileiders: deze vervoeren de eicellen naar de baarmoeder.
overgang: steeds minder eicellen ontwikkelen zich in deze periode. 

Slide 7 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw noemen met hun functies. 
Functie
Binnenste schaamlippen: maken slijm bij opwinding. Hierdoor wordt de toegang tot de vagina glad. Hiertussen liggen de opening van de urinebuis en de vagina. 
clitoris: 10 cm lang en alleen de clitoriseikel is zichtbaar aan de buitenkant. 

Slide 8 - Slide

Doel: Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven. 
Uitleg
menstruatie (ongesteld): Als een vrouw niet zwanger wordt, gaat de eicel dood. Dit is menstruatie. 
Er ontstaat 1x per maand een eisprong waar een eicel vrijkomt. 1x in de maand wordt een vrouw dus ongesteld. 
Hier kan ze een aantal dingen voor gebruiken:
tampons, maandverband en een cup.
De cup is het meest milieuvriendelijke en
werkt het beste. 

Slide 9 - Slide

Doel: Je kunt de menstruatiecyclus beschrijven. 
Menstruatiecyclus is het eerste jaar vaak onregelmatig. 
Dag 1: begin van de menstruatie, het slijmvlies wordt dunner. 
Dag 14 (gemiddeld): ovulatie of eisprong. Hets lijmvlies is dan dik. 
Dag 28 (gemiddeld): laatste dag van de cyclus, einde opbouw baarmoederslijmvlies.

Sommige vrouwen
herkennen elke stap. 

Slide 10 - Slide

Begrippen: 
baarmoeder: plaats waar de baby groeit als een vrouw zwanger is
eierstokken: plaats waar de eicellen in zitten
eicellen: vrouwelijke geslachtscellen
ovulatie (eisprong): een rijpe eicel komt vrij uit een eierstok
eileider: buis die de eicel vervoert naar de baarmoeder
maagdenvlies: randje weefsel aan het begin van de vagina
vrouwenbesnijdenis: het weghalen van een deel van de clitoris en een deel van de binnenste schaamlippen

Slide 11 - Slide

Begrippen: 
 Aan de buitenkant zijn andere dingen zichtbaar. 
vulva: uitwendige geslachtsorganen van een vrouw
binnenste schaamlippen: dunne, gladde huidplooien
vagina: opening tussen de binnenste schaamlippen; het is een soort tunnel naar de baarmoeder
buitenste schaamlippen: behaarde huidplooien
clitoris: orgaan dat gevoelig is voor prikkels die een fijn gevoel geven
clitoriseikel: gevoelig ‘knopje’ dat zichtbaar is aan de buitenkant

Slide 12 - Slide

Begrippen: 
menstruatie (ongesteld): baarmoederslijmvlies en bloed worden via de vagina afgevoerd.
maandverband: voorwerp dat je in je onderbroek plakt om slijmvlies en bloed op te vangen.
tampons en menstruatiecup: voorwerp dat je in je vagina stopt om slijmvlies en bloed op te zuigen/te vangen.
menstruatiecyclus: het terugkerend opbouwen en afbreken van het slijmvlies in de baarmoeder.

Slide 13 - Slide

nakijken blz: 21

Slide 14 - Slide

Wat hoort bij het voortplantingsstelsel van de vrouw?
A
borsten, eicellen en eierstokken
B
baarmoeder, borsten en schaamhaar
C
kenmerken waaraan je het geslacht herkent.
D
o.a. eierstokken, eileiders, baarmoeder

Slide 15 - Quiz

Welk deel van de clitoris is zichtbaar?
A
de gehele 10 cm
B
alleen de eikel
C
alleen de clitoriseikel

Slide 16 - Quiz

Is de menstruatiecyclus ongeveer een maand?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

De menstruatie duurt meestal 3 tot 5 dagen.
A
klopt
B
klopt niet

Slide 18 - Quiz

Wat betekent de eisprong?
A
Het vrijkomen van een eicel.
B
Het ontstaat van slijm.
C
Het indoen van een tampon

Slide 19 - Quiz

Hoofstukopbouw
1. De puberteit
2. Een vrouw
3. Een man
4. Seks enzo
Herhaling 1 - 4
5. Veilig vrijen
6. Zwangerschap
7. Geboorte en Samenhang 
8 Soa's
Diagnostische toets
Toets

Slide 20 - Slide

Een man: Doelen
  1. Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies.
  2. Je kunt de verschillen tussen zaadcellen en eicellen noemen. 

Slide 21 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies. 

onderdelen: 
balzak, teelballen, 
bijballen, zaadleiders, 
zaadblaasjes, prostaat, 
penis, zwellichamen. 



Slide 22 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies. 
Functies: 
Balzak: hier liggen de teelballen (maken zaadcellen) in en twee bijballen (opslagplaats zaadcellen). 
Zaadleiders: vervoeren van zaadcellen
Zaadblaasjes en de prostaat: maken vocht voor de zaadcellen. Het vocht uit de zaadblaasjes zorgen voor voedingsstoffen. 
Penis: bevat de zwellichamen, urinebuis, eikel en voorhuid. 



Slide 23 - Slide

Doel: Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies. 
Geslachtsgemeenschap:
De penis beweegt op en neer in de vagina van een vrouw. Bij een zaadlozing komt sperma met schokken uit de penis. 

besnijdenis van een man: hygiëne of
godsdienstige redenen. 

Slide 24 - Slide

Doel: Je kunt de verschillen tussen zaadcellen en eicellen noemen. 
zaadcellen: 
  • erg klein
  • kunnen zelf bewegen met de zweepstaart
  • vele miljoenen per lozing
eicellen: 
  • erg groot
  • kunnen niet zelf bewegen
  • 1 eicel per 4 weken

Slide 25 - Slide

Aan de slag: 
Samen lezen en opdrachten maken: blz 26

huiswerk: 
blz 25 - 31
begrippenlijst bs 3

Slide 26 - Slide

 Dit hebben we vandaag geleerd: 
Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man noemen met hun functies.
Je kunt de verschillen tussen zaadcellen en eicellen noemen. 

Slide 27 - Slide

Waarom moeten de teelballen indalen?
A
Omdat de temperatuur in de buik beter is dan buiten de buik.
B
omdat anders de balzak niet gevuld wordt.
C
Omdat de temperatuur in de buik te hoog is voor de ontwikkeling van de zaadcel

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er als de zaadblaasjes slecht werken?
A
Dan komt er te weinig vocht bij de zaadcellen.
B
Dan komen er te weinig voedingsstoffen bij de zaadcellen.
C
Dan worden de zaadcellen geen sperma.
D
Dan doet de prostaat het niet.

Slide 29 - Quiz

Wat hoort bij het voortplantingsstelsel van de man?
A
borsten, zaadcellen en zaadleider
B
schaamhaar, eikel, penis
C
o.a. penis, ballen, prostaat
D
o.a. voorhuid, penis, eicellen

Slide 30 - Quiz

Hierin liggen de 2 teelballen en 2 bijballen:
A
baarmoeder
B
teelzak
C
balzak
D
blaas

Slide 31 - Quiz

Wat gaat er door de urinebuis?
A
alleen zaadcellen
B
alleen sperma
C
zaadcellen en sperma
D
geen van beide

Slide 32 - Quiz

Bedankt!

Slide 33 - Slide