This lesson contains 72 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Groene vormgeving en verkoop, Bloem leerjaar3
Slide 1 - Slide
Les 1: Soorten winkels
Aan het einde van deze les kun je
Verschillende winkelvormen in de groene sector opnoemen.
Uitleggen wat een winkelformule is.
Kenmerken van winkelformules herkennen.
Slide 2 - Slide
Met een winkelvorm wordt bedoeld...
A
De vorm waarin de winkel is gebouwd.
B
De kleuren waarmee de winkel is vormgegeven.
C
De opzet voor de winkel in grote lijnen.
Slide 3 - Quiz
Noem een winkelvorm die je kent.
Slide 4 - Mind map
Winkelvormen uit de groene sector zijn:
Boerderijwinkel
Markt
Speciaalzaak
Tuincentrum
Webshop
Op het plaatje hiernaast zie je een boerderijwinkel.
Slide 5 - Slide
Boerderijwinkel
Markt
Speciaalzaak
Tuincentrum
Webshop
Verkoopt maar een paar soorten producten die bij elkaar passen.
Verkoopt van alles online, vaak in combinatie met een winkel.
Verkoopt vlees, zuivel, groenten, fruit enz van eigen boerderij.
Een grote winkel, vaak buiten het centrum. Verkoopt bomen, planten, tuingereedschap, tuinmeubelen enz.
Producten zoals stoffen, vis, groenten en fruit, bloemen, brood, noten enz worden verkocht op een openbare plek in dorp of stad.
Slide 6 - Drag question
Met een winkelvorm wordt bedoeld...
A
De vorm waarin de winkel is gebouwd.
B
De kleuren waarmee de winkel is vormgegeven.
C
De opzet voor de winkel in grote lijnen.
Slide 7 - Quiz
Met een winkelformule wordt bedoeld
A
De inrichting, presentatie en huisstijl van de winkel.
B
De berekening van het aantal te verkopen producten.
C
De manier waarop de winkelier klanten naar binnen lokt.
Slide 8 - Quiz
Wat is het assortiment van het kruidvat?
A
Huishoudelijke artikelen
B
Speelgoed
C
Drogisterij artikelen
Slide 9 - Quiz
Wat is het assortiment van de Ici Paris?
A
Huishoudelijke artikelen
B
Speelgoed
C
Drogisterij artikelen
Slide 10 - Quiz
Waarin verschilt de sfeer tussen het Kruidvat en de Ici Paris volgens jou?
Slide 11 - Open question
Een groot bedrijf met veel winkelvestigingen noemen we:
A
Een doelgroep
B
Een winkelketen
C
Een winkelformule
D
Een imago
Slide 12 - Quiz
De winkel die je ziet is
A
Een zelfstandige winkel met een webshop
B
Een winkelketen met een webshop
Slide 13 - Quiz
Op het plaatje zie je de winkelvorm...
A
Speciaalzaak
B
Boerderijwinkel
C
Marktkraam
Slide 14 - Quiz
Dit is het logo van de winkelvorm
A
Speciaalzaak
B
Webshop
C
Marktkraam
Slide 15 - Quiz
Les 2: Een duurzaam assortiment.
Aan het einde van deze les kun je
Uitleggen wat een assortiment is.
Uitleggen wat duurzame producten zijn.
Uitleggen wat duurzaam ondernemen is.
Slide 16 - Slide
Een productgroep is...
A
een groep producten die op elkaar lijken of bij elkaar horen.
B
alle producten bij elkaar die in een winkel verkocht worden.
Slide 17 - Quiz
Een productgroep is
een groep producten die op elkaar lijken of bij elkaar horen.
Bijvoorbeeld Bloemen, Groenten, Brood.
Slide 18 - Slide
Geef een voorbeeld van een productgroep.
Slide 19 - Open question
Met een assortiment wordt bedoeld...
A
De manier waarop de producten in een winkel gesorteerd zijn.
B
Alle productgroepen die een winkelier bij elkaar verkoopt.
Slide 20 - Quiz
Alle productgroepen die een winkelier bij elkaar verkoopt wordt het assortiment genoemd.
Slide 21 - Slide
Deze winkel heeft veel verschillende productgroepen. Je kunt er van alles en nog wat kopen zoals bijvoorbeeld de HEMA.
Deze winkel heeft zich gespecialiseerd in maar een paar productgroepen, bijvoorbeeld een bloemenspeciaalzaak. Je kunt er specifieke producten kopen.
Breed assortiment
Smal assortiment
Slide 22 - Drag question
Bij de productie van duurzame producten wordt er voorzichtig omgegaan met:
De mens
Het milieu
De economie
Slide 23 - Slide
Wat is een voorbeeld van een duurzaam product?
A
Een plastic waterflesje
B
Een hervulbare dopper
Slide 24 - Quiz
Welk voorbeeld is het meest duurzaam?
A
Al je plastic verzamelen in een plastic afvalzak.
B
Je groenten weggooien in een biologisch afbreekbaar afvalzakje.
Slide 25 - Quiz
Een biologisch afbreekbaar product is minder slecht voor het milieu.
Slide 26 - Slide
Een keurmerk
is een bewijs dat een product aan bepaalde eisen voldoet.
Slide 27 - Slide
Dit keurmerk staat voor
A
Duurzaam hout, geen schade aan het bos.
B
Biologische landbouw, het product voldoet aan de EU regels.
C
Kwaliteit potgrond en substraat, het product en schoon en van juiste kwaliteit.
Slide 28 - Quiz
Het FSC keurmerk staat voor
A
Duurzaam hout, geen schade aan het bos.
B
Biologische landbouw, het product voldoet aan de EU regels.
C
Kwaliteit potgrond en substraat, het product en schoon en van juiste kwaliteit.
Slide 29 - Quiz
Het RHP keurmerk staat voor
A
Duurzaam hout, geen schade aan het bos.
B
Biologische landbouw, het product voldoet aan de EU regels.
C
Kwaliteit potgrond en substraat, het product en schoon en van juiste kwaliteit.
Slide 30 - Quiz
Een ondernemer doet aan duurzaam ondernemen als hij of zij extra rekening houdt met mens, milieu en economie.
Slide 31 - Slide
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Producten uit het buitenland inkopen.
B
Streekproducten inkopen.
Slide 32 - Quiz
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Afval scheiden en recyclen.
B
Afval in één container verzamelen.
Slide 33 - Quiz
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Kunststof potten voor opkweek gebruiken.
B
Biologisch afbreekbare potten voor opkweek gebruiken.
Slide 34 - Quiz
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Biologisch geteelde producten gebruiken.
B
Zo goedkoop mogelijke producten gebruiken.
Slide 35 - Quiz
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Een zo goedkoop mogelijk pand gebruiken.
B
Een geïsoleerd pand gebruiken.
Slide 36 - Quiz
Wanneer is er sprake van duurzaam ondernemen?
A
Producten met een fairtrade keurmerk verkopen.
B
Producten zo goedkoop mogelijk verkopen.
Slide 37 - Quiz
Les 3: Genoeg voorraad.
Aan het einde van deze les kun je
Goede inkoopkanalen kiezen.
Uitleggen wanneer je voor welk inkoopkanaal kiest.
Producten bestellen.
Slide 38 - Slide
Hoe vaak maak jij mee dat je in de winkel erachter komt dat een product is uitverkocht?
Heel vaak
Regelmatig
Soms
Nooit
Slide 39 - Poll
Om genoeg producten in de winkel te hebben liggen, moet een winkelier de producten inkopen. Dat kan via verschillende inkoopkanalen.
Bij de producenten zelf.
Op de veiling
Bij een groothandel.
Op een beurs.
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Inkopen bij de producent.
Inkopen op de veiling.
Inkopen bij de groothandel.
Inkopen op een beurs.
Dit doet de winkelier met een breed assortiment wanneer er kleine hoeveelheden nodig zijn.
Direct inkopen bij de kweker of fabrikant.
Dit doet de winkelier met een smal assortiment.
Hier koopt de winkelier alleen bloemen of planten. Er worden grote hoeveelheden tegelijk besteld.
De winkelier bezoekt hiervoor een evenement met stands van bedrijven en groothandels. Hier worden nieuwe producten aangeboden.
Slide 42 - Drag question
Wat wordt bedoeld met een 'Voorraad' in een winkel?
A
Dit zijn alleen de producten die in het magazijn liggen en die beschikbaar zijn voor verkoop.
B
Dit zijn alle producten in het magazijn èn in de winkel die beschikbaar zijn voor verkoop.
Slide 43 - Quiz
Minimumvoorraad
Maximumvoorraad
Omzetsnelheid
Besteleenheid
Dit geeft aan in welke hoeveelheden het product besteld kan worden, bijvoorbeeld per kilo, per dozijn (12st) of per doos (van bijv. 100 st).
Dit is het aantal producten dat de winkelier altijd op voorraad wil hebben.
Dit is het aantal keren dat een product per dag, week of maand wordt verkocht.
Dit is het aantal producten dat de winkelier maximaal op voorraad wil hebben.
Slide 44 - Drag question
Les 4: Uitpakken en presenteren.
Aan het einde van deze les kun je
Bloemen en planten in ontvangst nemen en uitpakken.
Bloemen en planten verzorgen voordat je ze in de winkel zet.
Producten uit de groene sector verkoopklaar maken.
Slide 45 - Slide
Les 5: In de winkel.
Aan het einde van deze les kun je
Producten op een slimme manier in de winkel plaatsen.
In de gaten houden of de producten er goed uitzien in de winkel.
Producten in de winkel verzorgen.
Slide 46 - Slide
Welke uitspraak klopt bij dit plaatje?
A
De artikelen zijn massaal gepresenteerd.
B
De artikelen zijn mooi gepresenteerd.
Slide 47 - Quiz
Welke uitspraak klopt bij dit plaatje?
A
De artikelen zijn massaal gepresenteerd.
B
De artikelen zijn mooi gepresenteerd.
Slide 48 - Quiz
De Winkelroute
Winkeliers richten hun winkel vaak in met een bepaalde route van binnenkomst naar de kassa. Deze route richten ze bewust in om de winkel voor klanten zo prettig mogelijk te maken. Dit verhoogt de verkoop.
Slide 49 - Slide
Wat wordt bedoeld met de Winkelroute?
A
De route die de medewerkers volgen om de vakken te vullen.
B
De route van de leverancier naar de winkel.
C
De route die klanten volgen voordat ze bij de kassa komen.
Slide 50 - Quiz
Wat is de bedoeling van de winkelroute?
A
Klanten zijn zo snel mogelijk bij de kassa.
B
Hoe langer de route, hoe meer producten klanten zien en kopen.
C
Klanten kunnen de producten makkelijk vinden en bekijken.
D
Zowel B en C zijn waar.
Slide 51 - Quiz
Schappenplan
Je kunt producten op verschillende manieren presenteren, bijv in stellingkasten of op tafels. Sommige winkels maken een tekening waar de producten moeten staan. Dit wordt een schappenplan genoemd.
Slide 52 - Slide
De bedoeling van een schappenplan is dat de klant de producten goed kan vinden. Welke uitspraak past bij een goed schappenplan?
A
Producten van dezelfde productgroep staan bij elkaar.
B
Goedkope producten staan op ooghoogte, de duurdere producten staan hoger.
Slide 53 - Quiz
Spiegelen
De producten worden vóór in het schap geplaatst.
Het schap lijkt hierdoor goed gevuld.
De klant heeft overzicht op de producten.
Tijdens het spiegelen ziet de medelwerker wanneer een product bijna op is.
De schappen zien er netjes uit.
Slide 54 - Slide
Wat betekend FIFO
A
First In, First Out
B
Fit en Food
C
Fris en Fruitig
Slide 55 - Quiz
Wat wordt bedoeld met First In, First Out?
A
De werknemer die als eerste binnen komt mag als eerste weg.
B
De producten die het oudst zijn worden vooraan in het schap geplaatst zodat ze als eerste verkocht worden.
C
De werknemer die als laatste is komen werken wordt als eerste ontslagen.
D
Je voorziet alle producten van een houdbaarheidsdatum.
Slide 56 - Quiz
Een winkelier maakt de winkel aantrekkelijk voor klanten door de winkel bewust in te richten. Dit doet de winkelier door...
A
FIFO en spiegelen.
B
Een snelle winkelroute.
C
Een mooie productpresentatie.
D
Een vaste winkelroute, een schappenplan en het spiegelen van de producten.
Slide 57 - Quiz
Les 6: Op de bloemenveiling.
Aan het einde van deze les kun je
Uitleggen hoe de bloemenveiling werkt.
Slide 58 - Slide
Les 7: Tussentijdse toets
Slide 59 - Slide
Les 8: Artikelen presenteren in winkels.
Aan het einde van deze les kun je
Vertellen wat de presentatieregels zijn voor artikelen op displays of in schappen.
Een ontwerp maken voor een presentatie waarbij je rekening houdt met de doelgroep en de huisstijl.
Verschillende presentatievormen benoemen.
Groene producten presenteren op een tafel of in een etalage, waarbij je gebruik maakt vorm, kleur en textuur.
Slide 60 - Slide
Ik koop regelmatig iets anders in de winkel dan het product waar ik voor kwam.
Nooit
Soms
Vaak
Slide 61 - Poll
Er zijn twee soorten artikelpresentaties:
Permanente presentaties. De producten staan altijd op dezelfde plaats in de winkel, vaak in schappen.
Tijdelijke presentaties. Hier worden steeds andere artikelen gepresenteerd. Bijvoorbeeld in een etalage.
Slide 62 - Slide
Hier zie je een voorbeeld van
A
Permanente artikelpresentatie.
B
Tijdelijke artikelpresentatie.
Slide 63 - Quiz
Hier zie je een voorbeeld van
A
Permanente artikelpresentatie.
B
Tijdelijke artikelpresentatie.
Slide 64 - Quiz
Dit is een voorbeeld van een display. Waar wordt een display voor gebruikt?
A
Als oplossing voor te weinig ruimte in de winkel.
B
Klanten kunnen dan nog sneller producten pakken.
C
Om een product te laten opvallen en kooplust op te wekken.
Slide 65 - Quiz
Presentatieregels zijn:
Dezelfde producten bij elkaar.
Verschillende producten van hetzelfde merk bij elkaar.
Plaats producten die het beste verkopen op ooghoogte.
Prijs - en promotiemateriaal is goed zichtbaar.
Slide 66 - Slide
Producten van hetzelfde soort bij elkaar.
Verschillende producten van één merk.
Best verkochte producten op ooghoogte.
Prijs en promotie is goed zichtbaar.
Slide 67 - Drag question
Presentatieregels voor een etalage of tijdelijke productpresentatie zijn:
Gebruik een blikvanger, een opvallend product.
Breng verschillen in hoogte en diepte aan.
Kies producten die goed bij elkaar passen (kleur, materiaal enz)
Pas herhaling van producten toe.
Werk met oneven aantallen.
De presentatie is van alle kanten aantrekkelijk.
Zorg voor duidelijke informatie en prijzen.
Slide 68 - Slide
Presentatievormen
Piramide - er zit een driehoekige vorm in de presentatie.
Symmetrie - de presentatie is in spiegelbeeld
Asymetrie - De ene helft is verschillend van de andere helft.
Ritme - herhaling van vormen
Slide 69 - Slide
hetklokhuis.nl
Slide 70 - Link
Les 9: Decoraties maken van groene producten
Aan het einde van deze les kun je
Steektechnieken toepassen om een groene decoratie te maken in steekschuim.
De korenschoof-bindtechniek gebruiken om een boeket samen te stellen.
Bloemwerk zoals een boeket ontwerpen en maken, waarbij je rekening houdt met de wensen van de klant.
In je ontwerp rekening houden met compositie, kleur, vorm en textuur.
Een lijst maken van benodigdheden voor een boeket of voor een decoratief bloemwerk.
Slide 71 - Slide
Les 10: Thema's en trends
Aan het einde van deze les kun je
Vertellen wat een trend is en hoe trends ontstaan.
Werken met een thema als je een productpresentatie maakt.
Uitleggen hoe je het beste gebruik kunt maken van kleur in productenpresentaties.