This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
klas V3: Begrijpend lezen - NN6
Hoofdstuk 5
Functiewoorden (1)
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog van de vorige hoofdstukken van lezen?
Slide 2 - Open question
Leerdoelen:
Je kunt na deze lessen:
de betekenis van veel voorkomende functiewoorden.
functies van delen van de tekst benoemen.
Slide 3 - Slide
Functiewoorden
Een tekstgedeelte heeft binnen een tekst een bepaalde functie. Die je kunt aanduiden met een functiewoord: argument, conclusie, standpunt of voorbeeld.
'zo' (bij een voorbeeld) en 'dus' (bij een conclusie).
Slide 4 - Slide
Aanbeveling
Een aanbeveling is een goede raad. De schrijver doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
Signaalwoorden: mijn advies is...; een zinvolle maatregel zou kunnen zijn...; het lijkt mij het beste dat...
Slide 5 - Slide
Probleemstelling
De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
Slide 6 - Slide
Tegenwerping
Een tegenwerping is een reactie op een bepaalde mening of stelling. De ene persoon vindt iets, de ander stelt daar een andere opvatting tegenover. Een kan ook een argument zijn tegen een eerdere mening.
Slide 7 - Slide
Uitwerking
De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd. Het kan ook zijn dat hij een stelling of verschijnsel nauwkeurig of uitgebreider omschrijft.
Slide 8 - Slide
Verklaring
De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is. Hij maakt een verschijnsel of situatie begrijpelijk.
Slide 9 - Slide
Weerlegging
Een weerlegging is een sterke ontkrachting van een argumentatie. De schrijver aan dat een (aantal) argument(en) niet klopt.
Slide 10 - Slide
Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden
Slide 11 - Quiz
De schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie.
A
Dit is een weerlegging
B
Dit is een tegenwerping
Slide 12 - Quiz
"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden
Slide 13 - Quiz
Welk functiewoord hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Verklaring
C
Probleemstelling
D
Uitwerking
Slide 14 - Quiz
Welk functiewoord is van toepassing op deze alinea.