What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
hst 1 paragraaf 3 "vermogen en energie"
hst 1.3 "vermogen en energie"
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
hst 1.3 "vermogen en energie"
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
1.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met spanning, stroomsterkte en vermogen.
1.3.3 Je kunt uitleggen hoe het verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten.
1.3.4 Je kunt het energieverbruik van elektrische apparaten berekenen in kWh.
1.3.5 Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte elektrische energie moet betalen.
Slide 2 - Slide
Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?
Slide 3 - Open question
Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad
Slide 4 - Drag question
Leg uit hoe kortsluiting kan ontstaan
Slide 5 - Open question
Hoe kan overbelasting ontstaan?
Slide 6 - Open question
Waarom zijn er in huis meerdere groepen
Slide 7 - Open question
Het elektrisch vermogen in Watt
Slide 8 - Slide
Wat is elektrisch vermogen?
De hoeveelheid energie die per seconde wordt gebruikt
Symbool: P
Eenheid: Watt (w)
Slide 9 - Slide
Vermogen
Slide 10 - Slide
Vermogen berekenen
Slide 11 - Slide
P = U x I
P = vermogen in watt (W)
U = spanning in volt (V)
I = stroomsterkte in ampère (A)
Op een lader van een telefoon
staat 6
V en 2 A. Hoe groot is
Het het vermogen van dit lampje?
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)
Slide 12 - Slide
antwoord
gegeven U = 6V
I = 2A
gevraagd wat is het vermogen in W?
oplossing P = U x I
P = 6 x 2
P = 12 W
Slide 13 - Slide
Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.
Slide 14 - Open question
E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
Slide 15 - Slide
E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
Een lamp met een vermogen van 15W
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.
Slide 16 - Slide
Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?
Slide 17 - Open question
Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.
Slide 18 - Open question
Maken
Paragraaf 3: Vermogen en Energie
Opdracht 1 t/m 12
Start op blz 32
Slide 19 - Slide