Yuverta

23/24 GL les 5 t/m 8 18 en 21 sep schrijfvaardigheid, grammatica en Elephantenkot

18. September
Viel Stunden sind ausgefallen wegen eines Kurs und meiner Krankheit. (veel uitval, door cursus en mijn ziek zijn :( )
Zu tun
Heute einholen und üben schreibfertigkeit
besprechen Aufgaben aus dem Buch
üben mit schreiben 1e Stunde + besprechen
herhalen grammatica


1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

18. September
Viel Stunden sind ausgefallen wegen eines Kurs und meiner Krankheit. (veel uitval, door cursus en mijn ziek zijn :( )
Zu tun
Heute einholen und üben schreibfertigkeit
besprechen Aufgaben aus dem Buch
üben mit schreiben 1e Stunde + besprechen
herhalen grammatica


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Besprechen Aufgaben
Was: Besprechen Seite 185 bis 187  Aufgaben 18 bis 20
Wie (hoe) Setzt euch zusammen und vergleich die Antworten mit einander.
Zeit: 15 Minuten


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Examentrainer
Wat:schrijven van kaartjes snelhechter opdr. 11 t/m 16. Uit je boek blz. 187 opdr. 21. opdracht 16 inleveren bij mij
HOe: Met je snelhechter en woordenboek. Je mag in tweetal werken
Tijd: 30 min
Eerder klaar?: Dan lever je opdracht 16 al in. Op blaadje of per mail. Maak hiervan gebruik! Geen werkhouding is vanmiddag werken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bespreken schrijfvaardigheid
Wat: Bespreken snelhechter opdr. 11 t/m 15
Hoe: klassikaal met een tempo.
Tijd: 15 minuten





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Theorie schrijfvaardigheid
Verschillende kaartjes dus om te kunnen schrijven.
Kies 2 tijdsvormen:
voltooide tijd
tegenwoordige tijd

Hoe was de voltooide tijd ook al weer?
Wat weten we nog van feesttenten en cheerleader?



maak aantekeningen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Herhalen grammatica
Wat: Uitschrijven feesttenten en cheerleader werkwoorden
Hoe: tweetal of drietal. Elk groepje krijgt van mij een werkwoord
Tijd: 8 min
Eerder klaar?: haal nog een werkwoord op

Na 8 minuten bespreken we de opdracht
Niet af? Is vanmiddag maken

Slide 6 - Slide

spielen
schwimmen
rennen
singen
wohnen
fahren
trinken

antworten
reden
wetten
chatten
finden
senden



Was: volg het opdrachtenformulier.
Wie: mit den Aufgaben
Zeit 20 Minuten

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

21. September
Wiederholen: feesttenten en Cheerleaderslogan
Erklären (uitleggen)  onregelmatige werkwoorden (25 min)
Schreibfertigkeit üben Ansichtkarte schreiben



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden Duits
Tegenwoordige tijd

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

üben grammatic
Zowel onregelmatig als regelmatig
alles is in de tegenwoordige tijd
Stamp PTA met hoge cesuur


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Denken, delen (5 min)
DENKEN: schrijf voor je zelf op, wat weet je nog van de volgende werkwoorden feesttenten werkwoorden en cheerleader werkwoorden
- regels + vervoeging + een voorbeeld
- schrijf haben sein uit

DELEN: vorm een groepje van 3 personen en wissel uit
bespreken
Tijd 5 minuten daarna 5 minuten bespreken
maak aantekeningen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden oefenen
https://duits.net/oefeningen/vervoeging/regelmatige/

5 minuten: schrijf op welke je fout had
Bespreken klassikaal

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden (PTA)
feesttenten werkwoorden
cheerleader werkwoorden
onregelmatige werkwoorden (sein, haben, können, mögen, dürfen en wissen)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

grammatic Seite 217/218
können = kunnen
dürfen = toestemming geven / krijgen
wissen = weten
wollen = willen
mögen = lusten/houden van
Vertaling moet je weten. 
Wir dürfen nicht nach Hause gehen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vergelijk de stam en de uitgangen
Bij een modaal werkwoord in het Duits:
Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
können --> ich kann                                                  
dürfen --> ich darf
Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang (dus geen "e" of "t"!)
  • ich darf , ich kann... er darf, er kann

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is er anders bij "dürfen"
             zwak werkwoord:            modaal  werkwoord 'dürfen:
ich               wohn e                          ich                darf -
du                wohn st                         du                darf st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    darf -
wir               wohn en                        wir                dürf en
ihr                wohn t                            ihr                dürf t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       dürfen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is er anders bij "können"?
             zwak werkwoord:            modaal  werkwoord 'können':
ich               wohn e                          ich                kann -
du                wohn st                         du                kann st
er/sie/es   wohn                           er/sie/es    kann -
wir               wohn en                        wir                könn en
ihr                wohn t                            ihr                könn t
sie/Sie       wohn en                         sie/Sie       könn en

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat helpt je bij het leren?
  • Bij deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud:
    - dürfen (= mogen, ik mag)   ->  ich darf
    - können (= kunnen, ik kan)   > ich kann

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Let op de Umlaut
Ich kann, wir können

Soms meerdere opties mogelijk:
Diese Affen ..................... kein Fleisch
mögen, dürfen, können, wollen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam 
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Wat: oefenen met de dürfen, können en mögen
Hoe: Je krijgt een aantal kaartjes per tweetal. Leg het juiste werkwoord bij de juiste persoon
Tijd: 8 min
eerder klaar: kijk bij de anderen
We bespreken de opdracht

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bij welke vorm hebben de onregelmatige ww geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

dürfen betekent?
A
durven
B
toestemming krijgen/geven

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

dürfen (ich)
A
darf
B
dürfe
C
darfe
D
dürf

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Vertaal:
jij mag (toestemming)
A
du darfst
B
du magst
C
du darf
D
du mag

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Du ... in der Schule nicht rennen!
A
darfst
B
magst
C
liebst

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

dürfen
Ihr ............von meinen Eltern nicht trinken.
A
dürfe
B
darfe
C
darf
D
dürft

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Ich (dürfen) ……. es euch nicht sagen.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Du (dürfen) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

hij kan
A
Er könne
B
Er kann
C
Er kannt
D
Er könnt

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

können
................ihr das beantworten?
A
könnt
B
können
C
kann
D
kannen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

mögen betekent
A
lusten / houden van
B
mogen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

wissen betekent
A
gissen
B
weten
C
wissen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Schreibfertigkeit
alles informell
Wochenendekarte
allgemeine Karte
Urlaubskarte
Geburtstagskarte

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit
Wat: Examentrainer blz. 6 en 7. Opdracht 17 en 18 En zorg ook dat opdracht 16 nog gemaakt is.
Hoe: Op I-pad of met pen. 
Tijd: 30 minuten
eerder klaar? wat zou je nog willen oefenen?

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Was: volg het opdrachtenformulier.
Wie: mit den Aufgaben
Zeit 20 Minuten

Slide 37 - Slide

This item has no instructions