NE 1B - WS H3 (les 4)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom

Nederlands

Lezen

Programma

Opdrachten bespreken (10 minuten).

• Boek en opdracht gekozen?

• 10 woorden uit woordenschat hst 1 in schrift Nederlands?

Woordenschat H2

• LessonUp-quiz (10 minuten).
• Opdrachten afmaken en nakijken (15 minuten).
• Woordenlijst aanvullen met moeilijke woorden uit woordenschat hst 2 (10 minuten).

Woordenschat H3

• Nieuwe theorie (5 minuten).
• Opdrachten maken (20 minuten). 

Lesdoel

• Na deze les kun je de betekenis van een woord afleiden uit voorbeelden uit de tekst.

Wat betekent verticaal?

1. van links naar rechts
2. van boven naar beneden
3. van linksonder naar rechtsboven
4. taal over de horizon

Welk woord hoort er niet bij?

1. bovendien
2. tevens
3. echter
4. ook

Wat betekent plaatsvinden?

1. Iets op een plaats vinden.
2. De plaats vinden.
3. Er gebeurt iets.
4. Iets vindt een plaats.

Welk woord hoort bij deze zin?
De gladheid zorgde voor veel problemen.

1. reageren
2. mogelijkheid
3. direct
4. veroorzaken

Wat betekent de volgende zin?
Hij wil zijn hart luchten.

1. Hij wil iets belangrijks bespreken.
2. Hij wist niet hoe hij moest reageren.
3. Hij verzon een verhaal.
4. Hij vond het heel gemakkelijk.

Wat is de grondwet?

1. wet met regels die voor de grond gelden
2. wet met de belangrijkste regels
3. wet met regels tegen bodemveronreiniging
4. wet met alle regels die bestaan

Noem drie plekken waar je de betekenis van een moeilijk woord kunt zoeken.

De lessen gaan uiteraard door.

1. De lessen gaan misschien door.
2. De lessen gaan altijd door.
3. De lessen gaan natuurlijk door.
4. De lessen gaan in het uiterste geval door.

Wat is een synoniem voor reageren?

Welk woord past niet in deze zin?
Je moet niet door rood rijden. Dat is verboden en het is ... gevaarlijk.

1. soms
2. eveneens
3. bovendien
4. ook

Wat is een synoniem voor verwijderen?

Waaraan herken je voorbeelden in de zin niet?

1. haakjes, komma's, streepjes
2. woorden als bijvoorbeeld en zoals
3. dubbele punt
4. vetgedrukte woorden

Geef drie voorbeelden van het openbaar vervoer.

Welk woord hoort er niet bij?
De jongeren amuseren zich.

1. muziek maken
2. plezier hebben
3. het naar hun zin hebben
4. leuke dingen doen

Wat woord hoort er het beste bij?

attractie

1. trekken
2. tractor
3. leuk
4. traktatie

Schrijf de zin opnieuw en gebruik drie synoniemen.
De auteur schreef een nieuwe pagina met illustraties.

Je moet naar mij luisteren omdat ik de docent ben. Bovendien ben ik ouder. Wat betekent bovendien?

1. natuurlijk
2. daarom
3. bovenste
4. ook

Wat betekent de volgende zin?
Hij stond met zijn mond vol tanden.

1. Hij zat de hele tijd te praten.
2. Hij wist niet hoe hij moest reageren.
3. Hij verzon een verhaal.
4. Hij vond het heel gemakkelijk.

Wat zijn synoniemen?

1. één woord met twee betekenissen
2. twee woorden met twee betekenissen
3. één woord met één betekenis
4. twee woorden met één betekenis

Waar zoek je de betekenis van een moeilijk woord eerst?

1. in de zin zelf
2. in het woordenboek
3. in de vorige zin
4. in de volgende zin

Welk woord past bij de zin?
Haar vriendinnen vonden de nieuwe kleren van Jet ouderwets.

1. kritiek
2. gemeen
3. ondeugend
4. pesten

Wat betekent de volgende zin?
Hij vond het een fluitje van een cent.

1. Hij zat de hele tijd te praten.
2. Hij wist niet hoe hij moest reageren.
3. Hij verzon een verhaal.
4. Hij vond het heel gemakkelijk.

Woordenschat H2

Leerdoel

• Je kunt de betekenis van een woord in de tekst vinden.
• Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat H1 en H2.
  

Uitleg

• Soms staat de betekenis van een woord in de zin uitgelegd (vaak tussen haakjes of komma's).
• Soms staat de betekenis van een woord in de volgende zin uitgelegd.
• Soms staat de betekenis van een woord in de vorige zin uitgelegd.

Bekijk de voorbeelden op blz 64.

Woordenschat H2

Leerdoel

• Je kunt de betekenis van een woord in de tekst vinden.
• Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat H1 en H2.
  

Uitleg

• Soms staat de betekenis van een woord in de zin uitgelegd (vaak tussen haakjes of komma's).
• Soms staat de betekenis van een woord in de volgende zin uitgelegd.
• Soms staat de betekenis van een woord in de vorige zin uitgelegd.

Bekijk de voorbeelden op blz 64.

Woordenschat H3

Leerdoel

• Je kunt de betekenis van een woord uit voorbeelden in de tekst afleiden.
• Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat hst 1, hst 2 en hst 3.
  

Uitleg

• Voorbeelden kunnen tussen haakjes, komma's of streepjes staan: Op christelijke feestdagen (Kerst, Pasen, Pinksteren) hoef je niet naar school.
  
• Voorbeelden kunnen ingeleid worden met woorden als bijvoorbeeld of zoals: Op christelijke feestdagen, zoals Kerst en Pasen, hoef je niet naar school.
• Voorbeelden kunnen na een dubbele punt komen: Op deze christelijke feestdagen hoef je niet naar school: Kerst, Pasen en Pinksteren.

Woordenschat H3

Leerdoel

• Je kunt de betekenis van een woord uit voorbeelden in de tekst afleiden.
• Je kent de betekenis van de woorden uit Woordenschat hst 1, hst 2 en hst 3.
  

Opdracht

• Lees de theorie aandachtig (blz 102).
• Maak opdracht 1 en 2 (blz 102-103) alleen.
• Vergelijk je antwoorden.
• Maak opdracht 3-5 (blz 105) samen.

Programma

Opdrachten bespreken (10 minuten).

• Boek en opdracht gekozen?

• 10 woorden uit woordenschat hst 1 in schrift Nederlands?

Woordenschat H2

• LessonUp-quiz (10 minuten).
• Opdrachten afmaken en nakijken (15 minuten).
• Woordenlijst aanvullen met moeilijke woorden uit woordenschat hst 2 (10 minuten).

Woordenschat H3

• Nieuwe theorie (5 minuten).
• Opdrachten maken (10 minuten).

Controle lesdoel

• Noem vier verschillende manieren om de betekenis van een woord te raden.

Huiswerk

Schrijf in je agenda

• Maak de opdrachten van woordenschat hst 2 nogmaals online.