What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
22/23 GL/KB 30 sep herhaling grammatica
30 September
Herhalen grammatica
- feesttenten
-cheerleader
- haben en sein
- onregelmatige werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 4
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
30 September
Herhalen grammatica
- feesttenten
-cheerleader
- haben en sein
- onregelmatige werkwoorden
Slide 1 - Slide
Veel oefenen
We doen klassikaal
regelmatig feesttenten
regelmatig cheerleader
haben en sein
onregelmatig können, dürfen, mögen, wollen, wissen
Slide 2 - Slide
Ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
U
sie (enkelvoud)
ihr
er
Sie
wir
sie (meervoud)
es
ich
du
Slide 3 - Drag question
Wat was het ezelsbruggetje voor de regelmatige werkwoorden?
Slide 4 - Open question
Geef 4 werkwoorden in het Duits waar je feesttenten op toepast
Slide 5 - Open question
Als ik een regelmatig werkwoord moet vervoegen, heb ik de .... van het werkwoord nodig.
Slide 6 - Open question
Vul de juiste vervoegingen van het regelmatige werkwoord WOHNEN in
Begin met Ich ..., daarna du... enz
Slide 7 - Open question
Vul het juiste regelmatige werkwoord in:
fliegen
Wir .... dieses Jahr nicht ins Ausland.
Slide 8 - Open question
Wat bedoel ik met cheerleader werkwoorden?
Slide 9 - Open question
regelmatig werkwoord op -d/-t
Bij welke van deze 4 krijg je een
extra -e?
A
ich
B
sie (1 persoon)
C
ihr
D
Sie
Slide 10 - Quiz
Wat gebeurt er bij een regelmatig werkwoord als de stam eindigt op een-d of -t?
A
de klinker verandert in een -i
B
er komt geen -s bij "du"
C
bij du-er-sie-es en ihr krijg je eerst een -e-
D
de klinker verandert in -ie
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste regelmatige werkwoord in:
warten
Jane ...... auf den Bus
Slide 12 - Open question
Vul het juiste regelmatige werkwoord in:
kosten
Was ..... dieses Hemd?
Slide 13 - Open question
Vul het juiste regelmatige werkwoord in:
warten
Ihr .... bis halb acht, bevor ihr geht.
Slide 14 - Open question
uitgang bij regelmatige werkwoord
ich = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 15 - Quiz
uitgang bij regelmatige werkwoord
Sie = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 16 - Quiz
uitgang bij regelmatige werkwoord
wir = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 17 - Quiz
uitgang bij regelmatige werkwoord
ihr = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 18 - Quiz
uitgang bij regelmatige werkwoord
sie (1 persoon) = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 19 - Quiz
Eerst voor jezelf
Wat: uitschrijven haben en sein
Hoe: op een blaadje in stilte, daarna met elkaar vergelijken
bespreken: via Lesson up
timer
3:00
Slide 20 - Slide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 21 - Drag question
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 22 - Drag question
Werkblad
Slide 23 - Slide