This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Leerdoelen check
Slide 1 - Slide
Wat betekent klassiek conditioneren?
Slide 2 - Open question
Wat is een stimulus?
Slide 3 - Open question
Leg het verschil uit tussen een geconditioneerde en ongeconditioneerde respons
Slide 4 - Open question
Wat betekent operant conditioneren?
Slide 5 - Open question
Op welke 4 wijzen kun je consequenties geven aan het gedrag?
Slide 6 - Open question
De hond speelt graag met zijn bal. Hij drukt de bal constant in de handen van de eigenaar en begint zelfs te blaffen als er niet wordt gegooid. De eigenaar is het zat en legt de bal weg.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 7 - Quiz
Hond staat bij het aanrecht, op het aanrecht staat een appeltaart, dier kan erbij en eet van de appeltaart.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 8 - Quiz
Postbode komt aanlopen, hond begint met blaffen en grommen en wil de postbode weg hebben, de postbode bezorgd de post, de postbode loopt weg.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 9 - Quiz
De hond snuffelt aan de slapende kat, de kat wordt wakker en slaat de hond met de nagels in de neus. De hond laat de kat voortaan met rust.
A
Positieve bekrachtiging
B
Positieve correctie
C
Negatieve bekrachtiging
D
Negatieve correctie
Slide 10 - Quiz
Leg uit waarom clicker training een vorm is van klassiek en operant conditioneren