Yuverta

Woordenschat H2 les 1 betekenis vinden

Nederlands 
Dinsdag 1B 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Nederlands 
Dinsdag 1B 

Slide 1 - Slide

DOEL
- Je kunt de betekenis van onbekende woorden vinden
- Je weet van de vorige les nog wat synoniemen zijn

Slide 2 - Slide

Planning 
Lezen Hotel de grote L blz 189
Wat weet je nog over synoniemen?
Uitleg nieuwe theorie
Aan de slag: blz 1 t/m 4 
Afsluiten 

Slide 3 - Slide

Blz 189

Slide 4 - Slide

Probeer een voorbeeld te geven van een synoniem

Slide 5 - Mind map

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 6 - Slide

Synoniem voor:
Crimineel
A
onaardig
B
misdadiger
C
agressief
D
enthousiast

Slide 7 - Quiz

Synoniem voor:
Meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 8 - Quiz

Voor die jeans moet je veel betalen.

Synoniem voor betalen:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 9 - Quiz

De leerlingen voeren veel klusjes uit.

Synoniem voor voeren uit:
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze

Slide 10 - Quiz

De brug is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
ziet er slecht uit

Slide 11 - Quiz

Onbetaalbaar
(woord met voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A
goedkoop
B
heel erg duur
C
niet mogelijk
D
geld

Slide 12 - Quiz

Weet jij nog een manier/manieren om de betekenis van een onbekend woord in een tekst te vinden?

Slide 13 - Open question

De betekenis van een onbekend woord

- Door naar synoniemen te zoeken
- Door te kijken of er voorbeelden in de tekst staan

Slide 14 - Slide

VOORBEELD 

Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan

een dubbele punt (:)



Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.



Slide 15 - Slide

Wat is de eerste stap wat je moet doen als je moeilijke woorden tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Kijken of het woord lijkt op een woord dat je wel kent
C
Naar de rest van de zin kijken of je daardoor achter de betekenis kunt komen.
D
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Maak nu opdracht 1,2,3,5,6

Slide 17 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Open question