What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
1.7 1BK Grammatica les 4
Etui en werkboek op tafel
Ga rustig zitten, en luister naar het voorlezen.
timer
10:00
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Etui en werkboek op tafel
Ga rustig zitten, en luister naar het voorlezen.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Vandaag
Bespreken opdrachten 8 t/m 10
Kort herhalen pv
Werkblad Oefenen met persoonsvorm (pv)
Slide 2 - Slide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
In een zin staat
altijd één persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm (pv) is altijd een doewoord (werkwoord).
De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen).
Slide 3 - Slide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
Door de zin vragend te maken.
(zo heb je het geleerd op de basisschool)
De man loopt op straat. => Loopt de man op straat? = pv is loopt
Door de tijd van de zin te veranderen.
De man loopt op straat. => De man liep op straat. = pv is loopt/liep
Staat er maar één werkwoord in de zin, dan is dat de persoonsvorm(pv)
Slide 4 - Slide
1.7 Grammatica - bespreken
Maak opdracht 8 t/m 10 op blz. 52-53
Slide 5 - Slide
1.7 Grammatica - aan de slag
Maak de vragen op het werkblad.
timer
10:00
Slide 6 - Slide
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
vorm van het werkwoord
.
De persoonsvorm (pv) is
één woord
Slide 7 - Slide
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
de jongen
B
loopt
C
naar
D
school
Slide 8 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
de fiets
B
valt
C
in
D
de sloot.
Slide 9 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Op mijn kamer
lees ik dit boek .
A
Op
B
mijn kamer
C
lees
D
ik
Slide 10 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Tijdens de gym kneusde ik gisteren mijn hand.
A
Tijdens
B
gym
C
kneusde
D
ik
Slide 11 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
heeft
B
mijn
C
broer
D
geholpen
Slide 12 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Waarom leer jij niet voor de toets?
A
waarom
B
leer
C
jij
D
toets
Slide 13 - Quiz
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
enkelvoud of meervoud
Slide 14 - Slide
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 15 - Quiz
Hoe
Wat is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 16 - Quiz
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 17 - Quiz
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Bij voetbal verdedigen wij de voorsprong.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 18 - Quiz
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) staat in de
tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).
Slide 19 - Slide
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
tt
B
vt
Slide 20 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De fiets viel in de sloot.
A
tt
B
vt
Slide 21 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Bij voetbal verdedigden wij de voorsprong.
A
tt
B
vt
Slide 22 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Hij had mijn vader gevraagd om te helpen.
A
tt
B
vt
Slide 23 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Ik wil stoppen met de oefeningen.
A
tt
B
vt
Slide 24 - Quiz
Zelfstandig werken
Maak oefening 2 en 4 op blz. 69-70
Slide 25 - Slide