What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yuverta
‹
Return to search
Voorbereiding CE 1
Wat gaan we doen:
- Wat weet je nog?
- Uitleg tekstverbanden
- Taalblokken
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we doen:
- Wat weet je nog?
- Uitleg tekstverbanden
- Taalblokken
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog?
Herhaling lezen
Slide 2 - Slide
Geef een voorbeeld van een tekstdoel.
Slide 3 - Open question
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 4 - Open question
Wat is een betoog/betogende tekst?
Slide 5 - Open question
In een instructieve tekst staan alleen maar...
A
meningen
B
opsommingen
C
feiten
D
uitspraken van andere mensen
Slide 6 - Quiz
Hoe kan je de betekenis van een moeilijk woord achterhalen (zonder internet of woordenboek)?
Slide 7 - Open question
Wat staat er meestal in de inleiding van de tekst?
Slide 8 - Open question
Wat staat er in het middenstuk van de tekst?
Slide 9 - Open question
Wat staat er in het slot van de tekst?
Slide 10 - Open question
Uitleg tekstverbanden
1. Tijd - eerst, toen, daarna, vervolgens, vroeger, nu, sinds
2. Opsomming - ten eerste, daarnaast, bovendien, ten slotte, verder, tevens
3. Argumentatie - dus, want, omdat, daarom, namelijk
4. Voorbeeld - zo, bijvoorbeeld, net als, onder andere
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Argument
Tijd
Opsomming
Totdat
Want
Ook
Vervolgens
Daarom
Zoals
Toen
Slide 12 - Drag question
Taalblokken
Maken Bouwstenen - 04 Samenhang
Slide 13 - Slide
Welk verband staat in de volgende zinnen? Kies het juiste verband.
Slide 14 - Slide
De buurvrouw gaf haar man een bloemetje en een doos bonbons.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld
Slide 15 - Quiz
De sprinkhaan sprong eerst op oma's hoofd, daarna landde hij op de staart van onze hond.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld
Slide 16 - Quiz
In de supermarkt kun je makkelijk een bijbaantje vinden zoals vakkenvuller of caissière.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld
Slide 17 - Quiz
Martin ging op de fiets naar zijn werk, omdat zijn auto niet wilde starten.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld
Slide 18 - Quiz
Wielrenners fietsen vaak heel hard, bovendien fietsen ze meestal in een groep.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld
Slide 19 - Quiz