Werkwoordspelling PV tt en vt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

werkwoordspelling           

PV - TT en VT       
zwakke werkwoorden      

Mijn zus (vermijden-tt) alle honden.

Gisteren (laden) de chauffeur de vracht.

Kees en Anja (verhuizen) vorige week.

De auto's (racen-vt) om de eerste plaats.

(worden-tt) je broer nooit boos?

De slager (braden-tt) het vlees.

In de ochtend (haasten-vt) wij ons naar school.

Niemand (verliezen-tt) twee keer zijn fietssleutel.

(beantwoorden-tt) jij die brief?

De buurman (wuiven-tt) naar me.

(vinden-tt) Mieke dat leuk?

De docent (verduisteren-tt) het lokaal.

Afrika (strijden-tt) nog steeds tegen onrecht.

Er (woeden-tt) een orkaan.

Toen de orkaan (woeden-vt) zaten wij in de kelder.

(baden-tt) hij iedere ochtend in de zee?

De trein (verminderen-tt) vaart.

(verbinden-tt) je mijn voet even?

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Hij (saven-vt) alle bestanden.

De school (richten-vt) een standbeeld op voor de directeur.

Mijn telefoon (storten-vt) in de afgrond.

Wij (beloven-vt) jullie helemaal niets.

Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.

Sanne (praten-vt) de hele tijd door de les.

De coureur (sjezen-vt) met 100 km per uur door de bocht.

De fietsers (schuilen-vt) voor de regen.

Mijn ex (beantwoorden-vt) mijn brieven niet.

Klas 4 (slagen-vt) voor het examen.