Yuverta

Thema Ecologie en milieu Les 4 MO41-WM41 '22

Thema: Ecologie en milieu

Basisstof 4
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema: Ecologie en milieu

Basisstof 4

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.

  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven

Slide 2 - Slide

Regen is een abiotische factor
A
niet waar
B
waar

Slide 3 - Quiz


Wat is een voorbeeld van een levensgemeenschap?
A
Een kudde schapen.
B
Alle dieren in een bos.
C
Alle dieren en planten in een grasland.
D
Alle mieren uit een mierenkolonie.

Slide 4 - Quiz

Wat is een biotoop?
A
Alle organismen in een gebied
B
Alle abiotische factoren in een gebied
C
alle levende dingen in de wereld
D
Alle abiotische factoren die bestaan

Slide 5 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je alle populaties in een gebied?

A
een ecosysteem
B
een levensgemeenschap
C
een individu
D
een biotoop

Slide 7 - Quiz

Reducenten zijn ...
A
Autotroof
B
Heterotroof

Slide 8 - Quiz

Afvaleters zijn reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

+
+
-->
Fotosynthese:
+
.........
........
.........
..........
........

Slide 10 - Drag question

Wat gebeurt er met het gewicht van een individu als in de cellen meer assimilatie dan dissimilatie plaatsvindt?
A
gewicht neemt toe
B
gewicht blijft gelijk
C
gewicht neemt af

Slide 11 - Quiz

Assimilatie is:
A
het opbouwen van organische moleculen uit kleinere moleculen
B
het afbreken van grote organische moleculen uit kleinere moleculen

Slide 12 - Quiz

Dissimilatie is...
A
Afbraak van organische moleculen
B
Afbraak van anorganische moleculen
C
Opbouw van organische moleculen
D
Opbouw van anorganische moleculen

Slide 13 - Quiz

Neemt de hoeveelheid biomassa in elke volgende schakel toe of af?
A
Neemt toe
B
Neemt af

Slide 14 - Quiz

BS4 Veranderende ecosystemen
Leerdoelen:
- Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
- Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
- Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren

Slide 15 - Slide

Veranderingen in een ecosysteem
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 

Nadat pioniers zich gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.

Slide 16 - Slide

Pionierecosysteem
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 17 - Slide

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 18 - Slide

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 21 - Slide

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Voorbeelden:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 26 - Slide

veel lichte zaden
weinig, maar grote zaden

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Ook een climaxecosysteem

Slide 29 - Slide

Geen climaxecosysteem

Slide 30 - Slide

Modelleren
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid

Slide 31 - Slide

Evenwicht
  • Kantelpunt tussen stabiele evenwichten
  • Instabiel evenwicht gemakkelijk verstoord

Slide 32 - Slide

2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen.

Slide 33 - Slide

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen.
A
Veel gras
B
Weinig gras
C
evenveel
D
Verandert niet

Slide 34 - Quiz

2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 35 - Slide

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 36 - Quiz

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 37 - Quiz

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 38 - Quiz

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 39 - Quiz

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 40 - Quiz

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 41 - Quiz

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 42 - Quiz

Welk van deze soorten verwacht je het eerst in een nieuw ecosysteem?
A
Lijsterbes
B
Vos
C
Koolmees
D
Paardenbloem

Slide 43 - Quiz

Zullen pionierssoorten hun zaden en stuifmeel verspreiden met de wind of met insecten?
A
Wind
B
Insecten

Slide 44 - Quiz

Welk ecosysteem heeft de dikste humuslaag?
Pioniersecosysteem
Loofbos in Nederland
Naaldbos in Noorwegen
Tropisch regenwoud in Colombia

Slide 45 - Poll

Maken:
Opdrachten 25 t/m 31
Practicum korstmossen vrijdag.

Slide 46 - Slide