Yuverta

1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

Klas 4
Hoofdstuk 1 Verdien je genoeg?
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
1 / 44
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 9 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Introduction

Je leert in deze les dat je je kunt verzekeren tegen de financiële gevolgen van een schade. Je leert wat een premie is, en wat het eigen risico daar voor invloed op heeft.

Items in this lesson

Klas 4
Hoofdstuk 1 Verdien je genoeg?
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!

Slide 1 - Slide

Herhaling lesdoelen 1.2
  • Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?
  • Hoe kan de welvaart toenemen?
  • Hoe kun jij de verdeling van inkomens uit een grafiek aflezen?

Slide 2 - Slide

koopkracht

Slide 3 - Mind map

Lesdoelen 1.3
  • Wat is inflatie?
  • Hoe word je koopkracht groter of kleiner?
  • Welke oorzaken zijn er voor inflatie?

Slide 4 - Slide

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 5 - Slide

Inflatie

Slide 6 - Slide

Inflatie (CPI)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Prijscompensatie
  • Als er inflatie plaatsvindt moet je inkomen (nominaal) net zoveel stijgen anders kun je minder kopen (-->koopkracht verlies).
  • Nominale inkomensverandering (%) - Inflatie (%) = Reële inkomensverandering

  • Postief antwoord = Koopkracht toename (meer dan prijscompensatie)
  • Antwoord 0 = Koopkracht behouden (precies Prijscompensatie)
  • Negatief antwoord = Koopkracht afname (minder dan prijscompensatie)

Slide 9 - Slide

Deflatie

Slide 10 - Slide

Een reeel inkomen is:
Klassikaal bespreken

Slide 11 - Slide

Er is 2% inflatie maar je krijgt 5% loonsverhoging, dit noem je:
A
reële loonsverhoging
B
prijscompensatie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Loon-prijsspiraal

Slide 14 - Slide

Loon-prijsspiraal
Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

ECB
De Europese Centrale Bank 
  • let er op dat de euro zijn waarde behoudt.
  • stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld van de ECB lenen
  • brengt eurobiljetten in omloop

Slide 17 - Slide

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 18 - Quiz

Door inflatie stijgt de koopkracht van geld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 20 - Quiz

Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie

Slide 21 - Quiz

Inflatie is dat geld:
A
Meer waard wordt
B
Minder waard wordt

Slide 22 - Quiz

Geef een voorbeeld waarmee het begrip "inflatie" duidelijk wordt.

Slide 23 - Open question

Bij het nominale rendement wordt er rekening gehouden met inflatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz


Hoe heet de economische ontwikkeling
die je in de bron ziet?
Gebruik de bron
A
(hyper)inflatie
B
beurskrach
C
crisis
D
wederopbouw

Slide 25 - Quiz

Welke organisatie zorgt ervoor dat de inflatie beperkt blijft?
A
Centraal bureau voor de statistiek (CBS)
B
Europese Centrale Bank (ECB)
C
De overheid
D
Centraal Plan Bureau (CPB)

Slide 26 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Slide

Wat is inflatie?

Slide 28 - Open question

Hoe word je koopkracht groter of kleiner?

Slide 29 - Open question

Welke oorzaken zijn er voor inflatie?

Slide 30 - Open question

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 31 - Quiz

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Link

Extra uitleg

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

0

Slide 37 - Video

0

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Extra oefening

Slide 41 - Slide

1. Bekijk opdracht 6 t/m 9 op bladzijde  32 van 'Rekenen' en maak diegene die jij lastig vindt.

2. Bekijk opdracht 21 t/m 30 op bladzijde 30  van 'oefenopgaven' en maak diegene die jij lastig vindt.

Slide 42 - Slide

Extra uitdaging

Slide 43 - Slide

Examentraining
Daag jezelf uit en probeer opdracht 1 t/m 7op bladzijde 34, 35 en 36 te maken.

Slide 44 - Slide