NK 5.3 - UL 5.4 (1h/v)

Planning
  • Huiswerkcontrole 
  • Leerdoelen  & uitleg 5.4
  • opdrachten opgeven
  • huiswerk gaan maken


 (Koen PW inhalen elders)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Planning
  • Huiswerkcontrole 
  • Leerdoelen  & uitleg 5.4
  • opdrachten opgeven
  • huiswerk gaan maken


 (Koen PW inhalen elders)

Slide 1 - Slide

Docent controleert je huiswerk terwijl je zelf je huiswerk nakijkt.

Open je boek 1B 
op blz. 104 .
Kijk opdracht 1 na --->
1 = oorschelp
2 = hamer
3 = gehoorgang
4 = aambeeld
5 = oorsmeerkliertjes
6 = stijgbeugel
7 = vlies (venster)
8 = gehoorzenuw
9 = slakkenhuis
10 = trommelvlies
11 = trommelholte
12 = buis van Eustachius

vraag 1B  = Alle onderdelen afzonderlijk van elkaar een kleurtje gegeven?

Slide 2 - Slide

docent opent nu het antwoordenmodel.....

Slide 3 - Slide

ga naar blz. 156
Kijk nu zelf practica 5  - pupilreflex - opdracht 1 na!

Slide 4 - Slide

opdracht 2

a)
door het oorsmeer uit de oorsmeerkliertjes

b)
in de zintuigcellen in het slakkenhuis

c) 
keelholte
d)

5
9
6
1
4
3
8
2
7


Slide 5 - Slide

opdracht 3 - a)

Afbeelding 9:
1 = wenkbrauw
2 = traanklier
3 = ooglid
4 = harde oogvlies
5 = iris
6 = wimper
7 = pupil
8 = traanbuis
Afbeelding 10:

1 = iris
2 = pupil
3 = hoornvlies
4 = lens
5 = glasachtig lichaam
6 = vaatvlies
7 = netvlies
8 = harde oogvlies
9 = gele vlek
10 = blinde vlek
11 = oogzenuw
12 = oogspier





Vraag 3 b = Kleur de delen in de tekeningen. Geef elk deel een andere kleur.
Heb je dit gedaan?

Slide 6 - Slide

opdracht 3 - c)
1 = harde oogvlies
2 = oogspieren
3 = iris
4 = pupil
5 = hoornvlies
6 = glasachtig lichaam
7 = lens
8 = vaatvlies
9 = netvlies
10 = oogzenuw
11 = gele vlek
12 = blinde vlek

Slide 7 - Slide

Leerdoelen 5.4
  • Ik kan de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  • Ik kan de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
  • Ik kan een reflexboog beschrijven. 

Slide 8 - Slide

Bouw zenuwstelsel

  • Centrale zenuwstelsel:      hersenen en ruggenmerg

  • Zenuwen:
    Verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

Slide 9 - Slide

Het ruggenmerg bestaat uit zenuwen

Slide 10 - Slide

Werking zenuwstelsel


Wat zie je hier gebeuren en hoe lopen de prikkels/ impulsen?



Slide 11 - Slide

Werking zenuwstelsel

  1. Zintuigen vangen de prikkels op.
  2. Zintuigcellen in zintuigen zetten deze om in impulsen. 
  3. Impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg.

Slide 12 - Slide

Werking zenuwstelsel
  • 4. Impulsen gaan via het                            ruggenmerg naar de hersenen.
  • 5. De hersenen verwerken de                 impulsen wat zorgt voor                       bewustzijn.

Slide 13 - Slide

Werking zenuwstelsel
  • 6.  Nieuwe impulsen gaan via de            zenuwen naar de spieren en              klieren.
  • 7. De spieren en klieren zorgen              voor bepaalde reactie. 
  • In dit voorbeelfd bewegen en speeksel maken.

Slide 14 - Slide

Het zenuwstelsel heeft dus 2 functies:

  • verwerken van de impulsen die van de zintuigen af komen
  • regelen van de werking van spieren en klieren



Een klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren, talgklieren en speekselklieren. 

Slide 15 - Slide

Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen. 

Elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers.         --->

De uitlopers geleiden de impulsen. 
Er zijn uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden en uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden.

Slide 16 - Slide

Zenuwen
In het lichaam wordt nooit één impuls via één uitloper naar het centrale zenuwstelsel of naar een spier of klier geleid.

In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen geleid. 

De uitlopers liggen bij elkaar in
een zenuw. 

Slide 17 - Slide

Zenuwen
  • De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. 
  • Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun laagje. 
  • Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. 
  • Om de zenuw heen ligt ook weer een stevige laag die bescherming biedt. 

Slide 18 - Slide

 De weg die impulsen afleggen

Slide 19 - Slide

  • Zenuwen kunnen heel lang zijn, soms wel een meter.
  • De impulsen leggen dan een grote afstand af door de zenuwen.
  • Toch ben je in staat heel snel te reageren, doordat de impulsen met grote snelheid door het zenuwstelsel worden geleid. 

Slide 20 - Slide

Bij het reageren op prikkels kunnen impulsen via verschillende wegen door het zenuwstelsel worden voort geleid.

  • Bij een bewuste reactie gaan er eerst impulsen van je zintuigen naar je hersenen. 
  • Je wordt je bewust van de prikkels die je zintuigen opvangen.
  • Je beslist hoe je wilt reageren, waarna impulsen van je hersenen naar de spieren gaan. 
?

Slide 21 - Slide

Bij een reflex gaan de impulsen niet via je hersenen.
(behalve bij reflexen die in je hoofd plaatsvinden, zoals watertanden)

Een reflex is een vaste, snelle en onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. 

 Voorbeelden; terugtrekreflex, ooglidreflex, pupilreflex. 


Slide 22 - Slide

terugtrekreflex:
  1. je wilt je hand afspoelen
  2. het water blijkt heel heet te zijn
  3. zodra je in aanraking komt met het hete water, trek je je hand terug
  4. pas daarna voel je de pijn 

Slide 23 - Slide

Een reflex:

  • Door het hete water op je hand ontstaan impulsen in zintuigcellen in je huid.
  • Deze impulsen worden via zenuwcellen naar je ruggenmerg geleid.
  • In het ruggenmerg en in de hersenen liggen schakelcellen. Dit zijn zenuwcellen die impulsen geleiden binnen het centrale zenuwstelsel.
  • De schakelcellen in het ruggenmerg geleiden de impulsen direct door naar zenuwcellen van de armspieren; je trekt je arm terug.

  • De schakelcellen geleiden ook impulsen naar je hersenen. De weg van het ruggenmerg naar de hersenen is echter langer dan de weg van het ruggen,erg naar de armspieren.
  • Daardoor trek je eerst je hand terug en voel je pas daarna de pijn. 
  • De weg die impulsen bij een reflex afleggen, wordt een reflexboog genoemd. 
  • De snelheid van reflexen is vaak nodig om je lichaam te beschermen tegen beschadigingen. 

Slide 24 - Slide

huiswerk voor volgende les = 
Maak in je werkboek van thema 5
van basisstof 5.4 - opdracht 1 t/m 7;



laten rondgaan = 
model grote oog, oor, ruggenwervel met zenuwen

Slide 25 - Slide

Leerdoelencheck 
Bespreek per tweetal of je onderstaande leerdoelen beheerst: 

 1 = Ik kan de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
 2 = Ik kan de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
3 = Ik  kan een reflexboog beschrijven. 


Klassikaal nabespreken  (m.b.v. spinner)
timer
1:00

Slide 26 - Slide

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Hersenen
Zenuwen
Ruggenmerg

Slide 28 - Drag question

ruggenmerg
wervel
zenuw

Slide 29 - Drag question

Zet de juiste naam bij het juiste onderdeel van een zenuwcel.
Celkern
Cellichaam
Uitlopers

Slide 30 - Drag question

Er komt een prikkel binnen!
zintuigcellen geven impuls door naar hersenen.
De hersenen maken je bewust en maken een besluit.
Een impuls van de hersenen bereikt de spieren. Je reageert!

Slide 31 - Drag question

Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op

Slide 32 - Quiz

Hoe verloopt de weg van
een reflexboog?
A
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen-Schakelcellen in de hersenen-Bewegingszenuwcellen-Spier
B
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen - Schakelcellen in ruggenmerg- Bewegingszenuwcellen-Spier
C
Zintuigcellen-Schakelcellen-Gevoelszenuwcellen-Spier

Slide 33 - Quiz

Iemand trapt op een punaise . Tijdens de reflex die daarop volgt, wordt het been omhooggetrokken.

Beschrijf de reflexboog waarlangs de impulsen worden geleid bij deze reflex. 
Beenspieren
Gevoelszenuwcellen
Bewegingszenuwcellen
Zintuigen in de voet
Schakelcellen in het ruggenmerg

Slide 34 - Drag question