1.3 Betrouwbaarheid van een tekst

Planning
  • Welkom
  • 1.3 Betrouwbaarheid van een tekst theorie
  • Aan de slag!
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
  • Welkom
  • 1.3 Betrouwbaarheid van een tekst theorie
  • Aan de slag!

Slide 1 - Slide

Betrouwbaarheid van een tekst
Betrouwbare informatie bestaat uit feiten. Je kunt controleren waar de informatie vandaan komt en de precieze informatiebron terugvinden. Bijvoorbeeld: op internet vind je twee teksten over de bijwerkingen van het slaapmiddel temazepam. De eerste tekst stond op de site van www.apotheek.nl, en de tweede tekst was van Sunny op een internetforum. Als de site www.apotheek.nl van officiële apothekers is, is de informatie waarschijnlijk betrouwbaar. Van iemand op een internetforum is het vaak lastig om de betrouwbaarheid te bepalen.

Slide 2 - Slide

Waar let je op
  • de informatiebron: Uit welke bron (boek, tijdschrift, krant, website) komt de tekst? Is de bron   serieus? Heeft de bron er misschien belang bij de zaken mooier of anders voor te stellen?
 
  • de schrijver: Heeft de schrijver verstand van het onderwerp, weet hij er veel van?

  • het doel: Wat is het doel van de tekst? Wil de schrijver je ergens van overtuigen, moet je iets   kopen?

  • de datum: Klopt de informatie nog of is de tekst oud en is er intussen van alles veranderd?

Slide 3 - Slide

Wat maakt een tekst betrouwbaar

Slide 4 - Mind map

Geef een voorbeeld van een betrouwbare tekst

Slide 5 - Mind map

Betrouwbaar? "Een reclametekst van een auto"
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Betrouwbaar?: "Bijsluiter van een medicijn."
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Betrouwbaar?: "Een review van een nieuwe game."
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Alles wat je in de krant leest, is betrouwbare informatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Betrouwbaar? "Een artikel op Wikipedia."
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Nu maken
  • Paragraaf 1.3 opdracht:  1 en 2 maken we samen

  • Daarna individueel: opdracht 2, 3 en de examenopdracht

Slide 11 - Slide