Les 5 Kapitel 1

Mittwoch, den 15.09.21
1. Logo.de - Was hast du gesehen? und neues Logo vom Dienstag.
2. Hausaufgabe - Abfragen Wörter A und B; auch die Grammatik 
3. Was weißt du noch über die Konjugation der Verben? Und welche Verben kennst du noch? 
4. Vertellen over iemand anders naar aanleiding van foto's.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mittwoch, den 15.09.21
1. Logo.de - Was hast du gesehen? und neues Logo vom Dienstag.
2. Hausaufgabe - Abfragen Wörter A und B; auch die Grammatik 
3. Was weißt du noch über die Konjugation der Verben? Und welche Verben kennst du noch? 
4. Vertellen over iemand anders naar aanleiding van foto's.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

übersetze die Wörter ins Deutsche
Als je klaar bent wisselt je je blaadje met je buurman/vrouw en die kijken het voor je na
1. duurzaam -                      9. helaas -         
2. de pan -                            10. bijna - 
3. de gezondheid - 
4. de aanbeveling, het advies - 
5. het eiland - 
6. de ziekte - 
7. opvallend -  
8. jammerlijk mislukt - 



timer
4:00

Slide 3 - Slide

übersetze die Wörter ins Deutsche
1. duurzaam - nachhaltig                  9. helaas - leider          
2. de pan - der Topf                             10. bijna - fast
3. de gezondheid - die Gesundheit
4. de aanbeveling, het advies - die Empfehlung
5. het eiland - die Insel
6. de ziekte - die Krankheit
7. opvallend -  auffällig
8. jammerlijk mislukt - kläglich gescheitert


Slide 4 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord: vul de onderstaande tabel aan: 
ik
jij
hij
zij
het
U
1e
3e
4e

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord: vul de onderstaande tabel aan: 
ik
jij
hij
zij
het
U
1e
ich
du
er
sie
es
Sie
3e
mir
dir
ihm
ihr
ihm
Ihnen
4e
mich
dich
ihn
sie
es
Sie

Slide 6 - Slide

Welke woorden horen bij de der - groep?

Slide 7 - Open question

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
zin in een andere tijd zetten
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 10 - Drag question

D... Junge (m) spielt Apex Legends.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Was weißt du noch über die Verben?

Slide 13 - Slide

Was weißt du noch über die Verben?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Übersetze die untenstehende Sätze ins Deutsche (let op het vervoegen van de werkwoorden en de geleerde naamvallen) 
1. De deksel van de pan is inmiddels een beetje walgelijk 
2. De jongeren roken helaas opvallend. 
3. Door het uiterlijk wil hij erbij horen. 
4. De gezondheid maakt mij niets uit. - 

Slide 17 - Slide

Übersetze die untenstehende Sätze ins Deutsche (let op het vervoegen van de werkwoorden en de geleerde naamvallen) 
1. De deksel van de pan is inmiddels een beetje walgelijk 
Der Deckel von dem Topf ist inzwischen ein bisschen ekelhaft
2. De jongeren roken helaas opvallend. Die Jugend raucht leider auffällig.
3. Door het uiterlijk wil hij erbij horen. Durch das Aussehen will/ möchte er dazugehören.
4. De gezondheid maakt mij niets uit. - Die Gesundheit ist mir egal.

Slide 18 - Slide

Übung 3 und 6
En leer de woorden: A en B uit de woordenlijst blz. 42

Slide 19 - Slide

Übung 3 
1 Zufall
2 Eine Empfehlung
3 Hauptsache
4 Im Idealfall
5 Inzwischen
6 zumindest

Slide 20 - Slide

Übung 5
1 der Grund
2 die Krankheit
3 aufhören
4 empfehlen
5 ekelhaft
6 kläglich gescheitert
7 der Jugendliche
8 leider

Slide 21 - Slide

Übung 4, 5 und 6

Slide 22 - Slide

Übung 4

Jan: C-F Layla: D-H Melanie: A-J Hakan: G-K Sven: B-E I blijft over

Slide 23 - Slide

Übung 5 
1 der Grund
2 die Krankheit
3 aufhören
4 empfehlen
5 ekelhaft
6 kläglich gescheitert
7 der Jugendliche
8 leider

Slide 24 - Slide

Übung 6
1 Omdat er zowel jongeren zijn die wél ooit gerookt hebben alsook jongeren die dat nog nooit hebben gedaan.
2 De geur van de rook en de ziektes die erdoor ontstaan.
3 Hij twijfelt over de reden waarom minder mensen in zijn vriendengroep roken.
4 Hij vindt het roken zonde van het geld en doet dan liever iets met vrienden, die ook met het geld liever wat anders doen.

Slide 25 - Slide

Übung 2 - Hörübung

Slide 26 - Slide

Übung 2
1 r
2 f
3 f
4 f
5 f
6 r
7 r
8 r

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Wir machen jetzt Übung 8 und 9
Extra opdracht

Slide 29 - Slide

 Übung 8 

1 hältst 2 belädt 3 vergisst 4 bewegen 5 tritt 6 messe 7 nimmst 8 lässt

Slide 30 - Slide

 Übung 9 Voorbeeldantwoord:

Vater: Ich will jetzt nach Hause fahren.
Mutter: Dann gehen wir nicht mit.
Vater: Du schläfst jede Nacht, ich habe aber gearbeitet.
Mutter: Ach ja, du siehst auch müde aus.
Vater: Ich nehme jetzt mal einen Kaffee.
Mutter: Wir sehen dich hier in einer halben Stunde wieder und fahren dann heim.
Vater: Sprichst du noch mal mit unserer Tochter?
Mutter: Geht klar.

Slide 31 - Slide

Hausaufgaben

  • Lerne Wörter A und B Seite 42
  • herhaal alles met de naamvallen en werkwoorden
  • Möchtest du Üben? Dan kannst du das im Trabionline machen und auf der Site: https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm

Slide 32 - Slide