051124 NT2 Scheidbare werkwoorden

Programma
Excursie vrijdag 8 november
Scheidbare werkwoorden oefenen.
Zinnen schrijven met deze werkwoorden
t.t./v.t./v.t.t
Taalcompleet: online-oefeningen/boek
Eindspel
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Programma
Excursie vrijdag 8 november
Scheidbare werkwoorden oefenen.
Zinnen schrijven met deze werkwoorden
t.t./v.t./v.t.t
Taalcompleet: online-oefeningen/boek
Eindspel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Video

NT2 Scheidbare werkwoorden
Een scheidbaar werkwoord = 
een werkwoord  + extra woord samen.  
Voorbeeld: schoon + maken = schoonmaken.

Slide 4 - Slide

af + wassen =...........

Slide 5 - Open question

mee + nemen =........

Slide 6 - Open question

op + bellen = ...............

Slide 7 - Open question

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
maken
B
schoon
C
schoonmaken

Slide 8 - Quiz

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
op
B
hangen
C
ophangen

Slide 9 - Quiz

Wat is een scheidbaar werkwoord?
A
in
B
vullen
C
invullen

Slide 10 - Quiz

Zoek het scheidbare werkwoord in de zin.

Slide 11 - Slide

Wij nodigen de buren uit voor het feest.
A
nodigen
B
de buren
C
het feest
D
nodigen uit

Slide 12 - Quiz

Zij doet de lamp aan.
A
zij
B
doen
C
doet aan
D
de lamp

Slide 13 - Quiz

Het meisje trekt haar kleren aan.
A
trekt aan
B
het meisje
C
trekt
D
haar kleren

Slide 14 - Quiz

Ik ruim de kleding op.
A
ruim
B
op
C
de kleding
D
ruim op

Slide 15 - Quiz

Hij staat 's ochtends om 8 uur op.
A
staat
B
staat op
C
op
D
's ochtends

Slide 16 - Quiz

Wat is het hele werkwoord?

Slide 17 - Slide

Ik doe de computer uit.
A
uitdoen
B
doen
C
de computer
D
uit

Slide 18 - Quiz

Zij maakt de keuken schoon.
A
de keuken
B
maken
C
schoon
D
schoonmaken

Slide 19 - Quiz

De jongen pakt zijn cadeau uit.
A
pakken
B
uitpakken
C
jongen
D
uit

Slide 20 - Quiz

De docent geeft elke dag les.
A
lesgeeft
B
docent
C
lesgeven
D
geven

Slide 21 - Quiz

Ik hang mijn jas op aan de kapstok.
A
ophangen
B
hangen
C
aanhangen
D
kapstok

Slide 22 - Quiz

scheidbare werkwoorden
welke weet je?

Slide 23 - Mind map

Hij.............de wc ........
(schoonmaken)

Slide 24 - Open question

Zij.........het boek.......
(opruimen)

Slide 25 - Open question

Ik.............om 8 uur........
(opstaan)

Slide 26 - Open question

Wij..........het licht..............
(aandoen)

Slide 27 - Open question

Is het een scheidbaar werkwoord???

Slide 28 - Slide

Weet je nu wat scheidbare werkwoorden zijn?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll