H7 OB2AB Herhaling

Herhaling Hoofdstuk 7
Geschiedenis gedeelte 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling Hoofdstuk 7
Geschiedenis gedeelte 

Slide 1 - Slide

Het parlement is onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt het parlement gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.

Slide 2 - Quiz

Monopolie
A
Een bordspel
B
Een ziekte waar slaven dood aan gingen
C
recht dat alleen jij iets mag verkopen
D
fort van de WIC

Slide 3 - Quiz

De werkgelegenheid is de ......
A
Vraag naar arbeid
B
Aanbod van arbeid

Slide 4 - Quiz

Koning Lodewijk had absolute macht.
Wat betekent absolute macht?
A
Hij kon bijna alles zelf bepalen, zolang iedereen voor was.
B
Hij kon alles zelf bepalen, zijn wil was wet.
C
Hij kon niks zelf bepalen, de edelen hadden de macht.
D
Hij kon alleen regels maken als de hoge edelen het ermee eens waren

Slide 5 - Quiz

de tijd van regenten en vorsten
A
3000 v. Chr
B
1700-1800
C
1600-1700
D
1900-1950

Slide 6 - Quiz

Kolonialisme is:
A
Landen heersen over een ander landgebied.
B
Landen hebben plantages.
C
Geld investeren om winst te maken.
D
Handel over de hele wereld.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn concurrenten?
A
Bedrijven die dezelfde goederen of diensten aanbieden
B
Bedrijven die verschillende goederen of diensten aanbieden
C
Bedrijven die het totale aanbod aanbieden

Slide 8 - Quiz

Gouden Eeuw
Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 9 - Quiz

Wat is een stadhouder?
A
Een plaatsvervanger van de koning in een of meer gewesten.
B
Een soort burgemeester
C
Een koning die over een groot rijk heerst.
D
Een soort rechter

Slide 10 - Quiz

Wat is het kapitalisme?
A
Een systeem waarin de staat alles bepaald
B
Een systeem waarin geld uitgegeven wordt om meer winst te maken
C
Een systeem waarin iedereen mag stemmen

Slide 11 - Quiz

De VOC speelde in "de Gouden Eeuw" een belangrijke rol.
Wat was de VOC?
De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC was een grote Handelsvereniging en mocht oorlog voeren
B
De VOC was een vereniging van kooplieden en handelaren en mocht verdragen sluiten
C
De VOC was een onderneming waarvan je aandelen kon kopen en mocht forten bouwen
D
De VOC was een beursgenoteerd bedrijf en mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 12 - Quiz

Wat was de Staten Generaal?
A
Het dagelijks bestuur van de republiek
B
Vergadering van afgevaardigden
C
Volksvertegenwoordiging
D
Vergadering van de 3 standen.

Slide 13 - Quiz

Wat was de driehoekshandel?
A
Handel tussen Nederland, Spanje en Amerika
B
Handel tussen Europa, Afrika en Amerika
C
Handel tussen Europa, Amerika en Azië
D
Handel tussen Nederland, Afrika en Nieuw-Amsterdam

Slide 14 - Quiz

Wat betekent wereldeconomie?
A
de contacten tussen verschillende culturen
B
de handel over de hele wereld
C
de geldstroom naar ontwikkelingslanden
D
de ontdekkingsreizen over de hele wereld

Slide 15 - Quiz

Aardrijkskunde gedeelte

Slide 16 - Slide

Wat is een ingericht landschap?
A
De ontwikkeling van de natuur.
B
Wegen, huizen en parken.
C
Door een mens ingericht landschap.
D
De natuur vol met bossen en water.

Slide 17 - Quiz

Een jong gebergte heeft ........
A
Lage toppen, schuine wanden en ondiepe dalen
B
Diepe dalen, hoge toppen en steile wanden

Slide 18 - Quiz

Wat is reliëf
A
hoogteverschillen tussen mensen
B
hoogteverschillen in het landschap
C
hoogteverschillen tussen gebouwen in het landschap
D
hoogteverschillen op het platteland

Slide 19 - Quiz

Dit is een ingericht landschap.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Wat is landschap
A
Uiterlijk van het gebied
B
Hoe de mens gebruik maakt van het land

Slide 21 - Quiz

Is dit een ingericht landschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Wat maakt een natuurlandschap een natuurlandschap?
A
Bos, gras, struiken
B
Als je iets van de natuur ziet
C
Gevormd door processen in de natuur (de natuur gaat zijn gang)
D
Als ik het op een bord zie staan.

Slide 23 - Quiz

Oude gebergte zijn
A
Puntig met diepe dalen
B
Rond met diepe dalen
C
Rond met ondiepe dalen
D
Puntig met ondiepe dalen

Slide 24 - Quiz

Verwering is het afbrokkelen van gesteente
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 25 - Quiz

Op welke twee manieren wordt verwering veroorzaakt?

Slide 26 - Open question

NAP
A
Nieuw Amsterdams Peil
B
Normaal Amsterdams Peil

Slide 27 - Quiz

Wat zijn duinen?
A
Zandheuvels in een woonwijk
B
Heuvels van zand langs de kust
C
Heuvels van stenen

Slide 28 - Quiz

Wat is een terp?
A
Sloten om een land in te richten.
B
Een plek waar mensen vroeger bij elkaar kwamen.
C
Een kavel.
D
Heuvels waar mensen op wonen.

Slide 29 - Quiz

Wat zijn stuwwallen?
A
bergen
B
stuwt rivierwater
C
muren bij de rivier
D
heuvels

Slide 30 - Quiz

wat is het begrip: landijs


A
Laag sneeuw die tot ijs is samengeperst en op het land ligt.
B
Een bolletje vanilleijs die Meneer Jansen op de grond heeft laten vallen :(
C
Laag ijs dat is samengeperst en dat snel weer smelt.
D
Laag sneeuw die tot ijs is samengeperst en dat altijd op de zee drijft.

Slide 31 - Quiz

Erosie is...
A
Afslijten van je zolen
B
Afslijten van je botten
C
Afslijten van de bergen
D
Afslijten door wind, water en kou.

Slide 32 - Quiz