Bezittelijk voornaamwoord

Het Bezittelijk Voornaamwoord
(mijn, jouw, zijn, haar, onze, uw/jullie, hun)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het Bezittelijk Voornaamwoord
(mijn, jouw, zijn, haar, onze, uw/jullie, hun)

Slide 1 - Slide

Bij welk woord hoort 'mes'?
Je fais mes devoirs.
A
Je
B
fais
C
devoirs

Slide 2 - Quiz

Weet je nog?
In het Frans is
het Zelfstandig Naamwoord
altijd erg belangrijk!
KIJK NAAR:




1. geslacht van dat zelfstandig naamwoord
2. of het enkelvoud of meervoud is

Slide 3 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
in het Nederlands:


het gaat om :
(het geslacht van)


die iets bezit
en of het om 1 persoon
of meerdere personen gaat





Bezittelijk voornaamwoord
in het Frans


het gaat om :
het  geslacht van


en of er van dat
zelfstandig naamwoord
er maar 1 is of meerdere zijn
de persoon
het zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
in het Nederlands:








Bezittelijk voornaamwoord
in het Frans



zijn
haar
mijn
jouw
onze
mnl
ev
vrl
ev
mnl
mv
vrl
mv

Slide 5 - Slide

Mijn
ma maison
mon chien
mes livres
mes glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 6 - Slide

Jouw
ta maison
ton chien
tes
livres
tes glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 7 - Slide

Zijn/Haar
sa maison
son chien
ses
livres
ses glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 8 - Slide

onze
notre
 
maison
notre chien
nos
livres
nos glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 9 - Slide

uw/jullie
votre
 
maison
votre chien
vos
livres
vos glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 10 - Slide

hun
leur
 
maison
leur chien
leurs
livres
leurs glaces
enkelvoud
meervoud

Slide 11 - Slide

Schema

mijn
jouw
haar/zijn

ons/onze
uw/jullie
hun


mannelijk
mon
ton
son

notre
votre 
leur
vrouwelijk
ma
ta
sa

notre
votre
leur
meervoud
mes
tes
ses

nos
vos
leurs

Slide 12 - Slide

Let op klinkerbotsingen!
Mijn vriendin : 
 (a + a naast elkaar gaat niet voor de uitspraak!)


Het mannelijk bezittelijk voornaamwoord wordt in dit geval gebruikt om het beter te laten klinken
Ma amie
Mon amie

Slide 13 - Slide

Bij welk woord hoort 'mon'?
Mon agenda est dans le sac à dos.
A
Agenda
B
dans
C
le sac
D
dos

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 18 - Quiz