This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Argumentatie (1) (Lezen h3) - 3 havo
Slide 1 - Slide
Een argument is altijd een feit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Een feitelijk argument is controleerbaar, een waarderend argument niet
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 4 - Quiz
Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 5 - Quiz
Geef een voorbeeld van een waarderend argument bij de stelling: School moet elke dag om 14.00 uur uit zijn.
Slide 6 - Open question
Argumentatie-structuur
Slide 7 - Slide
Soms (vaak) lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 8 - Slide
1
2
3
4
We hebben al heel lang niet geshopt.
Laten we naar de stad gaan.
Het is onaanvaardbaar dat hij een voldoende krijgt.
Hij heeft plagiaat gepleegd.
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Iedereen zou The Hate U Give moeten lezen.
Je ervaart dan de grote rol die racisme nog in de VS heeft.
Slide 9 - Drag question
Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.
Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.
Slide 10 - Slide
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Slide 11 - Slide
Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.
Slide 12 - Slide
Nevenschikkend
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Slide 13 - Slide
Nevenschikkend
Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Het festival Welcome to the Village was vorige maand niet leuk.
Ondanks de hitte was er helemaal geen schaduwplek.
Ik verbrand heel snel.
Slide 14 - Slide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Slide 15 - Slide
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 16 - Slide
Combinatie
Slide 17 - Slide
Wat een goede klas! De leerlingen halen bijna allemaal dikke voldoendes.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie
Slide 18 - Quiz
Hij is geschikt voor deze baan als manager, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 19 - Quiz
Vragen?
Opdracht 2 van Lezen h3 (huiswerk): nog vragen?
Werk verder aan opdracht 3 (en 4). Hulp nodig? Dan kom je bij mij en maken we het samen.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Video
4 vormen van argumenteren
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie (hoef je nog niet te weten)
Slide 22 - Slide
X
Slide 23 - Slide
Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
Slide 24 - Slide
Bij meervoudige argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument is extra en staat los van de andere argumenten. Meervoudige argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.
Slide 25 - Slide
Bij onderschikkendeargumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
Slide 26 - Slide
Dus wat kun/weet je nu?
• Je weet nu welke argumentatiestructuren er zijn • je kunt een argumentatiestructuur invullen