What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
woensdag 19 mei
Woensdag 19 mei 2021
09.00 - 09.15 uur Inloop
13.00 - 14.00 uur Rekenen
09.15 - 10.15 uur woordenschat
14.00 - 14.30 uur Luisteren
10.15 - 10.30 uur Pauze
14.30 - 15.00 uur Spreken
10.30 - 11.30 uur Burgerschap
Les 2: Hebben we regels nodig? thema: Rechten en plichten
11.30 - 12.30 sport
12.30 - 13.00 uur Pauze
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woensdag 19 mei 2021
09.00 - 09.15 uur Inloop
13.00 - 14.00 uur Rekenen
09.15 - 10.15 uur woordenschat
14.00 - 14.30 uur Luisteren
10.15 - 10.30 uur Pauze
14.30 - 15.00 uur Spreken
10.30 - 11.30 uur Burgerschap
Les 2: Hebben we regels nodig? thema: Rechten en plichten
11.30 - 12.30 sport
12.30 - 13.00 uur Pauze
Slide 1 - Slide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :
technologie
Maak aantekeningen:
Schrijf het woord op,
de betekenis en
de voorbeeldzin.
Slide 2 - Slide
de robot
(zelfstandig naamwoord)
een machine
die het werk van mensen doet
robotisering
= veel verschillende dingen die door robotten worden gedaan.
meervoud: de robotten
zin: Mijn grasmaaier is een robot, nu hoef ik het zelf niet te doen.
zin: In de auto industrie is er veel robotisering.
Slide 3 - Slide
waarnemen
(scheidbaar werkwoord)
zien, horen, proeven, ruiken of voelen
iets of iemand kan
waarnemen
waarnemen doe je met je
vijf
zintuigen
Ik neem waar, ik nam waar, ik heb waargenomen
zin: De robot kan nog niet zo goed waarnemen als de mens.
zin: Het meisje neemt een fijne geur waar.
Slide 4 - Slide
ervaren
(werkwoord)
meemaken
,
voelen
,
beleven
en daardoor weten hoe iets is
iets ervaren kan leuk/goed zijn of juist niet
1. de ervaring
=
de belevenis
waardoor je weet hoe iets is
2. de ervaring
= iets wat je
vaak
hebt gedaan/ wat je vaak hebt ervaren.
ik ervaar, ik ervaarde/ik ervoer, ik heb ervaren
zin:
Ik heb ervaren
dat het maken van een toets spannend is.
zin: Met mijn familie het Suikerfeest vieren is een mooie
ervaring
.
zin: De docent heeft
ervaring
met lesgeven aan grote groepen.
Slide 5 - Slide
het huishouden
(zelfstandig naamwoord)
het werk
dat je doet om je huis
schoon
en
opgeruimd
te houden
huishoudelijk
= alles wat met het huishouden te maken heeft
zin: Het huishouden van mijn buren is goed geregeld.
zin: Bij die winkel kun je
huishoudelijke
apparaten kopen.
zin: Mijn man doet gelukkig veel
in het huishouden
.
Slide 6 - Slide
de machine
(zelfstandig naamwoord)
een groot apparaat waarmee je iets kunt maken of doen
synoniem:
het apparaat
bedacht en gemaakt door mensen
machinaal
= alles wat door machines gedaan kan worden.
zin: Een robot is een machine.
zin: De stofzuigerrobot vind ik een handige machine.
zin:Mensen bedenken steeds betere machines die moeilijke dingen kunnen.
Slide 7 - Slide
Op welke afbeelding zie je een robot?
A
B
C
D
Slide 8 - Quiz
Plaats een foto van een robot.
Zoek op google.
Slide 9 - Open question
Welk zintuig gebruik je om
te kunnen 'waarnemen'?
A
je huid (gevoel)
B
je ogen (zicht)
C
je oor (geluid)
D
je neus (reuk)
Slide 10 - Quiz
Wat is het vijfde zintuig waarmee je kunt 'waarnemen'?
Gebruik je aantekeningen!
Slide 11 - Open question
Vul het woord in.
Ik heb................dat de corona tijd heel saai voor mij was.
A
gezien
B
gelopen
C
gegeten
D
ervaren
Slide 12 - Quiz
Je weet hoe iets is als je het..........
(er zijn meer antwoorden goed)
A
ervaart
B
beleeft
C
meemaakt
D
voelt
Slide 13 - Quiz
Wat doe jij
in het huishouden?
Slide 14 - Mind map
Welke machine vind jij een mooie uitvinding?
Slide 15 - Open question
Sleept dit woord naar de juiste afbeelding
machine
Bij welke afbeelding hoort het woord
waarnemen
Bij welke afbeelding hoort het woord
het huishouden
Welke afbeelding hoort bij het woord
ervaren
Slide 16 - Drag question
Opdracht: maak 2 of 3 zinnen
Gebruik de onderstaande woorden in de zinnen.
Gebruik alle woorden!
de machine, de robot, ervaren, het huishouden, waarnemen
Slide 17 - Open question
Pauze
Pauze
timer
30:00
Slide 18 - Slide
Burgerschap
Wat waren rechten en plichten ook alweer?
We leren wat je kunt doen om iets te veranderen en wat het 'recht op meningsuiting' is.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Welke woord hoort er NIET bij?
A
beslissen
B
de invloed
C
volgen
D
bepalen
Slide 21 - Quiz
Welke woord hoort er NIET bij?
A
protesteren
B
de media
C
actie voeren
D
strijden
Slide 22 - Quiz
Welke woord hoort er NIET bij?
A
de werkgever
B
de politicus
C
de bestuurder
D
de Tweede Kamer
Slide 23 - Quiz
Welke woord hoort er NIET bij?
A
stemmen
B
samenwerken
C
kiezen
D
je stem laten horen
Slide 24 - Quiz
Welke manier hoort bij dit doel:
"Samenwerken aan een plan"
A
ga protesteren
B
ga naar de media
C
ga bij een actiegroep
D
maak contact met de politiek
Slide 25 - Quiz
Welke manier hoort bij dit doel:
"Je plan bekendmaken via krant, tv of internet"
A
start een burgerinitiatief
B
ga naar de media
C
ga bij een actiegroep
D
maak contact met de politiek
Slide 26 - Quiz
Welke manier hoort bij dit doel:
"Laten zien dat je het ergens niet mee eens bent"
A
ga protesteren
B
ga naar de media
C
ga bij een actiegroep
D
maak contact met de politiek
Slide 27 - Quiz
Welke manier hoort bij dit doel:
"Je plan presenteren"
A
start een burgerinitiatief
B
ga naar de media
C
ga bij een actiegroep
D
maak contact met de politiek
Slide 28 - Quiz
Schrijf een tekst
1. Wat zou jij willen veranderen in jouw woonplaats of provincie?
2. Waarom vind je het nodig dat de politiek hier iets aan doet?
3. Hoe zou je je stem willen laten horen?
Slide 29 - Slide
Vrije meningsuiting
Welke kenmerken van vrije meningsuiting staan er in het gedicht? Zet daar een streep onder.
Schrijf jouw mening: is vrije meningsuiting belangrijk? Waarom wel of waarom niet? Is het een recht voor mensen?
Slide 30 - Slide
Wat betekent het woord 'toestaan' in het gedicht?
A
Dat je goed moet opletten wat je zegt.
B
Iets weer heel snel vergeten.
C
Zeggen dat iets mag.
Slide 31 - Quiz
Wat is een ander woord voor 'toestaan'?
A
afkeuren
B
goedkeuren
C
vechten
Slide 32 - Quiz
Wat betekent het woord 'het ideaal' in het gedicht?
A
Als je het ergens mee eens bent.
B
Een situatie die heel goed en fijn is.
C
Iets waar je je niet prettig bij voelt.
Slide 33 - Quiz
Wat betekent 'daar gaan jaren overheen' in het gedicht?
A
Dat iets heel snel gaat.
B
Dat je niet weet hoe lang het gaat duren.
C
Dat het een hele tijd gaat duren.
Slide 34 - Quiz
Pauze
Pauze
timer
30:00
Slide 35 - Slide
Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.
Slide 36 - Slide
Tussendoor
Over 100 jaar…
Maak de zin af. En noem alle eerdere zinnen...
Bijvoorbeeld:
Over 100 jaar reizen we alleen nog met het vliegtuig.
Slide 37 - Slide
Jeugdjournaal
We kijken het Jeugdjournaal. Maak drie vragen over het Jeugdjournaal. Stel deze vragen aan een klasgenoot. Weet je klasgenoot het antwoord?
Jeugdjournaal
Slide 38 - Slide
More lessons like this
woensdag 19 mei
June 2021
- Lesson with
38 slides
woensdag 19 mei
May 2021
- Lesson with
16 slides
woensdag 19 mei
15 days ago
- Lesson with
38 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
woensdag 19 mei
May 2021
- Lesson with
38 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Digi-doener! VO Nederlands | AI Cursus | Machine learning en neurale netwerken
February 2024
- Lesson with
12 slides
by
Stichting FutureNL
Computational thinking
Nederlands
+1
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Stichting FutureNL
Digi-doener! | AI Cursus | Machine learning en neurale netwerken
April 2024
- Lesson with
12 slides
by
Stichting FutureNL
Nederlands
Basisschool
Groep 6-8
Stichting FutureNL
Digi-doener! Pabo | AI Cursus | Kunstmatige intelligentie
December 2019
- Lesson with
19 slides
by
Stichting FutureNL
Computational thinking
ICT-basisvaardigheden
HBO
Studiejaar 1,2
Stichting FutureNL
Digi-doener! | AI cursus | Kunstmatige intelligentie
August 2019
- Lesson with
17 slides
by
Stichting FutureNL
Computational thinking
ICT-basisvaardigheden
Basisschool
Groep 6-8
Stichting FutureNL