Schrijf nummer 1 t/m 9 op en schrijf erachter welke maatregel van ruimte voor de rivier wordt afgebeeld. (Je mag je samenvatting gebruiken)
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
1) Opgave 1: De Maas van bron tot monding
A =
B =
C =
Slide 6 - Slide
2)
Hoogveengebied kan het water goed vasthouden, dus er zal minder water in Nederland afgevoerd worden.
Dit is een goed antwoord, hoe kunnen we het nog beter maken?
Slide 7 - Slide
3)
Bij Mook is het land een beetje opgestuwd waardoor de Maas niet naar het noorden kan stromen maar naar het westen gaat.
Door de Beerse Overlaat was het regiem lager doordat er minder schommelingen waren in het waterafvoer.
Dit kwam doordat er water in de Beerse Overlaat tijdelijk opgeslagen kon worden. De Beerse Overlaat diende dus als een opbergplaats waar water tijdelijk opgeborgen kon worden.
Dit is een goed antwoord, hoe kunnen we het nog beter maken?
Slide 8 - Slide
4) Samen antwoord formuleren
1) De Maas mond uit in de zee
2) Op de zee is er een storm
3) Het volkerak meer is een opbergplek - waterstand wordt laag gehouden
Waarom is het belangrijk dat het volkerak laag wordt gehouden?
Slide 9 - Slide
5) Opgave 2: Ruimte voor de rivier bij Nijmegen
2 opties
Slide 10 - Slide
6)
Noodoverloopgebied = polder die onder water gezet kan worden bij extreem hoge waterstanden in de rivier (uiterste redmiddel)
Afgraven uiterwaarden bij Lent = meer water afvoeren in het winterbed
Slide 11 - Slide
7)
Wat zijn criteria voor een goede plek voor een noodoverloopgebied?
Slide 12 - Slide
8)
Ooijpolder
Uiterwaarden
Slide 13 - Slide
Programma
Terugblik vorige les
Nakijken examenvragen Ruimte voor de Rivier
Verder met de stad in NL
Slide 14 - Slide
Lesdoel(en)
Aan het einde van de les kan je:
Ik ken de ligging en kenmerken van de Randstad, mainports,
Ik ken het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid.
Ik kan uitleggen van de criteria van ruimtelijke ordening zijn.
Ik kan het Nederlandse beleid tot de jaren ’90 en daarna omschrijven.
Slide 15 - Slide
Vraagstukken van Stedelijke gebieden
25% grondgebied NL
50% van bevolking
Amsterdam + Rotterdam zijn
Politiek, economisch en cultureel hart van NL
Mainports
Hoofdknooppunt in mondiaal vervoernetwerk, waar intercontinentaal vervoer aansluit op continentale, nationale en regionale vervoersystemen.
Slide 16 - Slide
Beleid
Overheid bepaald hoe ruimte gebruikt wordt (ruimtelijke ordening)
Sectoraal = één sector (bijv. landbouw)
Regionaal = één regio
Slide 17 - Slide
Beleid
Drie criteria voor ruimtelijke ordening:
woningbehoefte
NL mag niet helemaal vol gebouwd worden
voldoende infrastructuur
Slide 18 - Slide
Fases beleid
Jaren 60, 70 en 80
Vanaf 1993
- focus op groeikernen, - veel inkomsten trokken weg: suburbanisatie (van stad naar omringende platteland)
- jonge gezinnen namen af in de stad (vergrijzing)
- files door suburbanisatie
- Vinex-locaties = suburbanisatie aan rand van de stad, om fileprobleem te verhelpen
- meer draagvlak voor voorzieningen in de stad
Slide 19 - Slide
Opdracht
Iedereen krijgt 1 type wijk
Jij gaat een promotie praatje houden over waarom dit dé beste wijk is om in te wonen.
Dit doe je aan de hand van 1 of 2 PPT's slides. Die stuur je naar mij vóór de volgende les.
Slide 20 - Slide
Opdracht
Historische binnenstad Den Haag
19e eeuwse arbeiders- of industriewijk Den Haag
Vooroorlogse stadswijk Den Haag
Naoorlogse wijk Den Haag
Groeikern Zoetermeer
Vinex-locatie Ypenburg
Tip: gebruik paragraaf 3.1
Slide 21 - Slide
Lesdoel(en)
Aan het einde van de les kan je:
Ik ken de ligging en kenmerken van de Randstad, mainports.
Ik ken het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid.
Ik kan uitleggen van de criteria van ruimtelijke ordening zijn.
Ik kan het Nederlandse beleid tot de jaren ’90 en daarna omschrijven.
Slide 22 - Slide
1. Wat hoort bij de randstad?
2. welke steden zijn de mainports?
3. Wat is het verschil tussen sectoraal en regionaal beleid?
4. Wat zijn de 3 criteria van ruimtelijke ordening?