Sprookje les 13: minisprookje schrijven

Sprookje les 13
Creatief schrijven Spelling

Nederlands Periode 1 HAVO 1 2019/2020
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sprookje les 13
Creatief schrijven Spelling

Nederlands Periode 1 HAVO 1 2019/2020

Slide 1 - Slide

Terugblik

Vorige les heb je nog een keer geoefend met alle onderdelen van spelling.

Je weet nu in welke spellingonderdelen je nog extra oefening nodig hebt. 

Slide 2 - Slide

Vooruitblik
Aan het eind van deze les:

... weet je waarop je wordt beoordeeld bij het sprookje.
... weet je hoe je je voorbereidt op de toets.

... heb je nog een keer geoefend met de opbouw van het sprookje.
... weet je hoe je een begin maakt aan een sprookje. Hoe je het aanpakt om een sprookje te schrijven.

Slide 3 - Slide

Beoordeling sprookje
  • In de studiewijzer (Magister) staat de beoordelingsmatrix van het   sprookje.
  • In deze matrix kun je zien hoe je wordt beoordeeld en dus aan welke   criteria het sprookje moet voldoen. 
  • De criteria waaraan het sprookje moet voldoen komen overeen met alles     wat je in de lessen hebt geleerd!

Slide 4 - Slide

Wat moet je kennen en kunnen voor de toets?
De theorie en oefeningen vind je in LessonUp. 

Slide 5 - Slide

Wat moet je kennen en kunnen voor de toets?
De theorie vind je in LessonUp.

Slide 6 - Slide

Wat moet je kennen en kunnen voor de toets?
De theorie vind je in LessonUp.
Minisprookje vooraf bedenken

Slide 7 - Slide

Tips!
Verdeel de stof in stukjes en begin op tijd met leren.

Bijvoorbeeld:
  • dinsdag: theorie spelling
  • woensdag: oefenen spelling 
  • donderdag: theorie kenmerken sprookje
  • vrijdag: theorie spelling en oefenen spelling
  • zaterdag: minisprookje bedenken
  • zondag: alles nog een keer doornemen

Slide 8 - Slide

Hoe zat het 
ook alweer?

Slide 9 - Slide

Hoe zat het 
ook alweer?

Slide 10 - Slide

Hoe zat het 
ook alweer?

Slide 11 - Slide

7 oktober = de toets
Dat betekent dat je een sprookje gaat schrijven dat (zoveel mogelijk) voldoet aan de criteria die in het beoordelingsmatrix staan. 

Maar......hoe pak je dat nou aan, het schrijven van een sprookje?

Slide 12 - Slide

Minisprookje schrijven
Als je bij ieder deel van het sprookje (beginsituatie, verstorend element, oplossing, eindsituatie) één of een paar regels schrijft, heb je een minisprookje geschreven. 

Minisprookje = hulpmiddel bij het schrijven
Dit minisprookje kan je helpen om een begin te maken aan een sprookje. 
Met behulp van het minisprookje kun jij je sprookje verder uit schrijven.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld minisprookje
Stabiele beginsituatie: Er was eens een kleine haas. Hij woonde samen met zijn kleine broertjes en zusjes aan de rand van het bos in een klein huisje. De hazen waren niet stinkend rijk, maar toch best gelukkig.
Verstorend element: Op een dag hoorde kleine haas mama haas zeggen: 'Hadden we maar wat meer geluk'. Kleine haas besloot op zoek te gaan naar 'het geluk'. 
Oplossing: Hij ging op pad en kwam langs de wijze egel, de verzamelmuis en de sluwe vos, maar niemand wist waar kleine haas 'het geluk' kon vinden. Moe en uitgeput ging kleine haas terug naar het huisje aan de rand van het bos. 
Eindsituatie: Moeder haas was verrukt om kleine haas te zien, want wat had zij zich een zorgen gemaakt. Nooit meer ging kleine haas op zoek naar 'het geluk'. En toch leefden de hazen nog lang en best gelukkig, nu kleine haas weer veilig thuis was.   

Slide 14 - Slide

Schrijf 1 minisprookje
Kies een beginzin en een eindzin.

Het minisprookje begint met de zin:
  • Er was eens een klein krokodilletje ... 
  • Er was eens een alleraardigste tovenaar ...
  • Er was eens een machtige keizer ...

Het minisprookje eindigt met de zin:
  • Ze hadden nog nooit zoveel te eten gehad. 
  • En toen kon het feest toch nog losbarsten. 
  • En op een dag kwam zijn/haar allergrootste wens toch nog tot vervulling.


Slide 15 - Slide