Herhaling H2 elektriciteit

§2.1: Elektrische energie vervoeren
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

§2.1: Elektrische energie vervoeren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



1. Ontwerp een (simpele) theorievraag over §2.1
2. Ontwerp een (moeilijke) rekenvraag over §2.1
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. Ontwerp een (simpele) theorievraag over §2.1

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

2. Ontwerp een (moeilijke) rekenvraag over §2.1

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Theorievraag #1
Leg met behulp van de volgende vier onderdelen uit hoe een elektriciteitscentrale werkt:

branders, turbine, generator, condensor

Slide 5 - Slide

branders verbranden brandstof (denk aan video van mega oven)
  • warmte verhit ketel
  • stoom onder zeer hoge druk tegen turbine aangeperst
  • as gaat draaien, drijft generator (dynamo) aan
  • afgekoelde stoom condenseert in condensor, wordt teruggepompt naar ketel
Rekenvraag #1
Een adapter transformeert de Amerikaanse lichtnetspanning van 120 V naar de Europese 230 V. De secundaire spoel van de transformator heeft 100 wikkelingen. Hoeveel keer zit de koperdraad om de primaire spoel gewikkeld?

Slide 6 - Slide

Up = 120 V, Us = 230 V, Ns = 100

Up/Us = 0.52

Np/Ns = Np/100 = 0.52 --> Np = 52

Theorievraag #2
Waarom wordt elektrische energie bij een zo hoog mogelijke spanning vervoerd?

Slide 7 - Slide

Om energieverlies te beperken, zodat meer voor burgers overblijft
Rekenvraag #2
Een transformator heeft een primaire spoel met 5 wikkelingen en een secundaire spoel met 500 wikkelingen.
Transformeert deze omhoog of omlaag?

Slide 8 - Slide

Np = 5, Ns = 500

Np/Ns = 0,01

Dus Up/Us = 0.01, Us = 100×Up, dus omhoog
Theorievraag #3
Van welk materiaal wordt de kern van een transformator gemaakt, en waarom wordt dit gekozen?

Slide 9 - Slide

Weekijzer, want dat kan gemagnetiseerd worden
Rekenvraag #3
Marijke sluit een ideale transformator op het lichtnet aan. Er loopt 2,3 A door de primaire spoel. Wat is het afgegeven vermogen van de secundaire spoel?

Slide 10 - Slide

Pp = Up × Ip = 230 × 2,3 = 529 W
Pp = Ps
§2.2: Energie & vermogen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions



1. Ontwerp een (simpele) theorievraag over §2.2
2. Ontwerp een (moeilijke) rekenvraag over §2.2
timer
10:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

1. Ontwerp een (simpele) theorievraag over §2.2

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

2. Ontwerp een (moeilijke) rekenvraag over §2.2

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Theorievraag #1
We hebben het gehad over de volgende grootheden:
spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen & energie

Schrijf van elke grootheid het symbool, de bijbehorende eenheid en het symbool van die eenheid op.

Slide 15 - Slide

spanning U in Volt V
stroomsterkte I in Ampère A
weerstand R in Ohm \Omega
vermogen P in Watt W
energie E in Joule J of kilowattuur kWh
Rekenvraag #1
Een waterkoker wordt op het lichtnet aangesloten. Er loopt een stroom van 5 A doorheen. Wat is het vermogen van de waterkoker?

Slide 16 - Slide

P = U×I=230×5=1150 W
Theorievraag #2
Door welke twee factoren wordt het energieverbruik van een elektrisch apparaat bepaald?

Slide 17 - Slide

P=U×I
Stroom door en spanning over apparaat
Rekenvraag #2
Een lamp met een vermogen van 23 W brandt 1250 uur per maand. Elektrische energie kost € 0,20 per kWh. Hoeveel kost de energie die de lamp in een jaar gebruikt?

Slide 18 - Slide

P = 23 W
t = 1250 × 12 = 15000 h

E = P×t = 23*15000 = 345 kWh

Kosten = 0,20×345 = €69
Theorievraag #3
Hoe reken je een energie in J om naar een energie in kWh?

Slide 19 - Slide

1 kWh = 3,6 MJ


P = 1 kW, t = 1 h
1 kWh = E = P×t = 1000 W × 3600 s = 3,6 MJ
Rekenvraag #3
Gekookte pasta heeft een energiewaarde van 450 kJ per 100 g.

Een wielrenner verbruikt gemiddeld 250 W. Ze maakt een rondje van een uur. Hoeveel pasta moet ze eten om alle verbruikte energie weer aan te vullen?

Slide 20 - Slide

Everbruikt = P×t = 250×3600 = 900 kJ

900 / 450 = 2

2×100 g = 200 g pasta