V4: Voorbereiding toets (H1)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Voorbereiding toets (1)

Programma

1. Leerdoelen

2. Toetsstof

3. Grammatica: werkwoorden (avoir & être)

4. Grammatica: het bijvoeglijk naamwoord

5. Schrijfopdracht

6. Woorden

1. Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je:

1. Het bijvoeglijk naamwoord herkennen;

2. Het bijvoeglijk naamwoord toepassen;

3. Avoir & être toepassen.

2. Toetsstof

1. Woorden bron A, B, C, E, F, G (hoofdstuk 1)

2. Grammatica bron D  (hoofdstuk 1)

3. Avoir + être (présent, imparfait, passé composé, futur)

5. Schrijftekst over sociale media

6. Leestekst over sociale media

3. Grammatica: werkwoorden

Avoir & être

Volgende tijden:

1. Présent;

2. Imparfait

3. Passé composé

4. Futur

Present

Ik ben - Je suis

Jij bent - Tu es

Hij/zij/men is - Il/elle/on est

Wij zijn - Nous sommes

Jullie zijn/u bent - Vous êtes

Zij zijn - Ils sont/elles sont

Ik heb - J'ai

Jij hebt - Tu as

Hij/zij/men heeft - Il/elle/on a

Wij hebben - Nous avons

Jullie hebben/u heeft - Vous avez

Zij hebben - Ils/elles ont

Imparfait

Ik was - J'étais

Jij was - Tu étais

Hij/zij/men was - Il/elle/on était

Wij waren - Nous étions

Jullie waren/u waren - Vous étiez

Zij waren - Ils/elles étaient

Ik had - J'avais

Jij had - Tu avais

Hij/zij/men had - Il/elle/on avait

Wij hadden - Nous avions

Jullie hadden/u had - Vous aviez

Zij hadden - Ils/elles avaient

Passé composé

Ik ben geweest - J'ai été

Jij bent geweest - Tu as été

Hij/zij/men is geweest - Il/elle/on a été

Wij zijn geweest - Nous avons été

Jullie zijn geweest/u bent geweest - Vous avez été

Zij zijn geweest - Ils/elles été

Ik heb gehad - J'ai eu

Jij heb gehad - Tu as eu

Hij/zij/men heeft gehad - Il/elle/on a eu

Wij hebben gehad - Nous avons eu

Jullie hebben gehad/u heeft gehad - Vous avez eu

Zij hebben gehad - Ils/elles ont eu

Futur

Ik zal zijn - Je serai

Jij zal zijn - Tu seras

Hij/zij/men zal zijn - Il/elle/on sera

Wij zullen zijn - Nous serons

Jullie zullen zijn/u zal zijn - Vous serez

Zij zullen zijn- Ils/elles seront

Ik zal hebben - J'aurai

Jij zal hebben - Tu auras

Hij/zij/men zal hebben - Il/elle/on aura

Wij zullen hebben - Nous aurons

Jullie zullen hebben/u zal hebben - Vous aurez

Zij zullen hebben - Ils/elles auront

Test...

Je ..... (être) - présent

hij zal zijn ( être) - futur

1. il est
2. il êtrea
3. il sera

Vous ... une carte postale (avoir) - passé composé

Tu ... des bonnes vacances (avoir) - passé composé

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

être (zijn)

suis

es

est

sommes

êtes

sont

COMBINEZ:

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

ont

ai

avez

as

a

3. Grammatica: werkwoorden

Avoir & être

ik nam

wij zijn

jij had

wij waren

ik was

jij ging

j'étais

tu prenais

nous sommes

nous étions

tu allais

tu avais

Werkwoorden op -re in de présent. 

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

vends

vendez

vendons

vendent

vend

vends

Vertaal "Zij zullen verliezen"
(perdre)

1. Ils perdrons
2. Ils perdreront
3. Ils perdront
4. Ils perdreont

Nous ... (perdre) notre patience.

1. perdons
2. perdez
3. perdrons

je/j'

nous

on

vous

elles

tu

il

faisais

avais

était

étions

prenait

dansiez

habitaient

Ik zal verliezen

1. Je perdrai
2. Je perdrera
3. Je perdais
4. Je vais perdre

ik zal eten 

Ik zal verkopen 

Ik zal bouwen

Ik zal deelnemen

je vendrai

je participerai

je mangerai

je contruirai

kies de juiste vorm

(perdre / imparfait) Je ...

1. je perdrai
2. je perdrait
3. je perdais
4. j'ai perdu

Tekst

L’équipe de France ...... ............. en finale de rugby. (perdre, p.c.)

Mes voisin .... .......  leur maison. (vendre, p.c)

Nous .... ......... notre argent de poche. (perdre, pc)

Il .....  ........ à toutes les questions du prof. (répondre, p.c)

Ma mère ............. toujours les clés du vélo! (perdre)

ont vendu

a répondu

avons perdu

perdons

a perdu

ont réponde

perd

a répondre

a vendu

ik ben geweest

jij bent geweest

hij is geweest

wij zijn geweest

jullie zijn geweest

zij zijn geweest

j'ai été

il a été

vous avez été

ils ont été

tu as été

nous avons été

ik heb gehad

jij hebt gehad

hij heeft gehad

wij hebben gehad

jullie hebben gehad

zij hebben gehad

j'ai eu

il a eu

vous avez eu

ils ont eu

tu as eu

nous avons eu

4. Grammatica: het bijvoeglijk naamwoord

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud	-	+e
Meervoud	+s	+es

4. Grammatica: het bijvoeglijk naamwoord

Waar let je op?

1. Mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud;

2. De plek in de zin;

3. Uitzonderingen.

5. Schrijfopdracht

Imagine: tu es un influenceur célebre sur Instagram! Présente-toi et décris tes passe-temps en au moins 100 mots pour ton compte. Utilise au moins six adjectifs.

Schrijfopdracht

6. Woorden

Woorden hoofdstuk 1:https://quizlet.com/_c7xx2b?x=1jqt&i=3v9cio

Écris en Français: gebruik hele zinnen.
Qui est ta/ton meilleur ami(e)?

Depuis quand c'est ton/ta meilleur ami(e)

Il/elle habite où?

Vous avez des hobby's? Lesquels?

le métier
l'inconvénient
l'entreprise
le choix
la publicité

Donne la traduction

de ondernemening

het beroep

de reclame

het nadeel

de keuze

Vertaal: toevoegen

Vertaal:
Dit is mijn account.

presque

laisser

démodé(e)

le compte

ouderwets

bijna

achterlaten

het account