Intro H4 "Bidden, vechten, werken"

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Bidden, vechten, werken

Hoofdstuk 4

Geschiedenis - Basis 1

Pak je spullen + zitten op de eigen plek

PW bespreking

1. Log in bij TestFox

- Ga naar SomToday > leermiddelen > RTTIonline > klik op de 'vos'

2. Klik op de toets om deze te bespreken. 

3. Je docent bespreekt het als volgt:

- leest de vraag voor

- noemt het juiste antwoord

- noemt aantal te behalen punten + hoe nagekeken

- opmerkingen van leerlingen over vraag/puntentelling

4. Inclusieve didactiek

De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.

Overzicht Periode 2

• Thema: Middeleeuwen
• Benodigde lesmaterialen: leerboek, map, etui, begripkaartjes en laptop.

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5	Week 6	Week 7	Week 8	Week 9	Week 10	Week 11
PW 1 bespreking intro P2	Hst 4.1	Hst 4.2	Hst 4.3	Hst 4.4	OBT 3 Intro hst 5	Hst 5.1	Hst 5.2	Hst 5.3	Hst 5.4 OBT 4	Herhaling

Overzicht Periode 2

• Thema: Middeleeuwen
• Benodigde lesmaterialen: leerboek, map, etui, begripkaartjes en laptop.

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5	Week 6	Week 7	Week 8	Week 9	Week 10	Week 11
PW 1 bespreking intro P2	Hst 4.1	Hst 4.2	Hst 4.3	Hst 4.4	OBT 3 Intro hst 5	Hst 5.1	Hst 5.2	Hst 5.3	Hst 5.4 OBT 4	Herhaling

1

Schrijf je antwoord op je wisbordje

2

3

4

1. Weet jij wie wie is? Kies uit: Willibrord - Constantijn de Grote - Julius Caesar - Augustus
2. Wie van de vier hoort er niet bij? Leg je keuze uit.
3. Wie van de vier was generaal? 
4. Wie van de vier was de eerste Romeinse keizer?
5. Wie van de vier voerde het christendom in als staatsgodsdienst?

Nr. 1 Julius Caesar

Nr. 2 Constantijn de Grote

Nr. 3 Augustus Caesar

Nr. 4 Willibrord

Slag bij de Milvische Brug — Schilderij van Giulio Romano, ca. 1520-24

312

Keizer Constantijn de Grote heeft een droom. Het christendom zou hem redden. 

Maakte het christendom een staatsgodsdienst.

395

Het Romeinse Rijk splitst in twee:

- Oost-Romeinse Rijk; Constantinopel; Grieks

- West-Romeinse Rijk; Rome; Latijn

va. 400

Grote Volksverhuizing. De Hunnen vallen vanuit het noordoosten binnen, daardoor verhuizen veel volkeren naar andere plekken.

4 sept 476

Val van het West-Romeinse Rijk door invasie van de Hunnen, Odoaker doodde de laatste keizer; Romulus Augustulus.

4. Inclusieve didactiek

De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.

Video

SchoolTV

Welkom bij de Romeinen

'val van het Romeinse Rijk'

link

Welke redenen worden er gegeven
voor de val van het Romeinse Rijk?

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

...kan je benoemen over welk tijdvak en welke periode hoofdstuk 4/5 gaan. (R)

...weet je van wanneer tot wanneer de tijd van monniken en ridders duurde. (R)

...je kan benoemen dat dit tijdvak gaat over de vroege Middeleeuwen. (R)

      Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

...kan je benoemen over welke periode en welke tijdvakken deze periode gaat. (R)

...kan je beschrijven op welke manier er een eind kwam aan het Romeinse Rijk. (T1)

...kan je benoemen met welke gebeurtenis de middeleeuwen begon. (R)

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   

Video

SchoolTV

Welkom in de Middeleeuwen

'wie was de stoerste vrouw'

link

Wat weet je nog van:
het einde van het Romeinse Rijk

De middeleeuwen

Waar denk je aan bij het woord:
MIDDELEEUWEN

De middeleeuwen

Start = 476

Val West Romeinse Rijk (Rome)

Einde = 1453

Val Oost Romeinse Rijk (Constantinopel)

Hst 4

Hst 5

donkere eeuwen

Periode tussen 500 en 1500

Schrijf over in je schrift

Laat leerlingen dit opschrijven in hun schrift.

Afbeelding

Voorbeeld van een ridder.

Waar denk je aan bij het woord:
RIDDER

Wat is wat?

Dikgedrukt = een begrip

schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip

Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.

uitleg van moeilijk woord

Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.

uitleg

Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Op de bron

Blz. X

Afbeelding

Voorbeeld van een monnik.

Waar denk je aan bij het woord:
MONNIK

Afbeelding

Voorbeeld van een kasteel.

Waar denk je aan bij het woord:
KASTEEL

Tijd van monniken en ridders

Op het voorste plaatje (wit) zie je een helm van een ridder. Daarachter zie je een stukje van een klooster. Dat is een gebouw waar monniken wonen. Zij horen bij de christelijke kerk.

ridder

Iemand die in de middeleeuwen soldaat was van de koning of graaf. Vaak had een ridder een stukje land in leen. 

klooster

Gebouw waar monniken (m) en nonnen (v) wonen.

Tijd van monniken en ridders

500 - 1000

De middeleeuwen

Start = 476

Val West Romeinse Rijk (Rome)

Hst 4

Hst 5

donkere eeuwen

Periode tussen 500 en 1500

Tijd van monniken en ridders 

500 - 1000

Schrijf over in je schrift

Laat leerlingen dit opschrijven in hun schrift.

Waar denk je aan bij het woord:
STAD

Waar denk je aan bij het woord:
STAAT

Tijd van steden en staten

In het vorige tijdvak leefden de meeste mensen op het platteland. Rond het jaar 1000 veranderde dat, er ontstonden nieuwe steden. De mensen in die steden leefden van de handel en nijverheid. Deze mensen wilden graag een eigen bestuur. Dit had grote gevolgen.

platteland

Land dat buiten een stad ligt. Je vindt hier vaak landbouwgrond (met akkerbouw en veeteelt) en dorpen.

handel

Het kopen en verkopen van producten.

nijverheid

Het maken van producten van grondstoffen. Bijvoorbeeld van de grondstof 'wol' wordt het product 'deken' gemaakt.

bestuur

Hoe een stad of land geregeerd wordt.

Tijd van steden en staten

1000-1500

De middeleeuwen

Start = 476

Val West Romeinse Rijk (Rome)

Einde = 1453

Val Oost Romeinse Rijk (Constantinopel)

Hst 4

Hst 5

donkere eeuwen

Periode tussen 500 en 1500

Tijd van monniken en ridders 

500 - 1000

Tijd van steden en staten 1000 - 1500

Schrijf over in je schrift

Laat leerlingen dit opschrijven in hun schrift.

Tijd van monniken en ridders

De tijd van monniken en ridders noemen we ook wel de vroege Middeleeuwen. 

Tijd van steden en staten

De tijd van steden en staten noemen we ook wel de late Middeleeuwen. 

De middeleeuwen

Start = 476

Val West Romeinse Rijk (Rome)

Einde = 1453

Val Oost Romeinse Rijk (Constantinopel)

Hst 4

Hst 5

donkere eeuwen

Vroege middeleeuwen

Late middeleeuwen

Periode tussen 500 en 1500

Tijd van monniken en ridders 

500 - 1000

Tijd van steden en staten 1000 - 1500

Schrijf over in je schrift

Laat leerlingen dit opschrijven in hun schrift.

Bron 2: Een satelliet zweeft in de ruimte. Via satellieten sturen we berichten naar elkaar. Dat gebeurt in minder dan een seconde.

Bron 3: Monniken reisden rond. Ze namen dan vaak een brief voor iemand mee. Een bericht was in die tijd maanden onderweg. Afbeelding uit 1466.

Maak met de leerlingen vraag 3c, d en e

Hoe heet dit tijdvak?

1. Tijd van Grieken en Romeinen
2. Tijd van jagers en boeren
3. Tijd van monniken en ridders
4. Tijd van steden en staten

Wat is de naam
van dit tijdvak?

Hoe wordt dit tijdvak ook wel genoemd?

1. De prehistorie
2. De vroege middeleeuwen
3. De late middeleeuwen
4. De oudheid

Wat is een andere
naam voor dit tijdvak?

Van wanneer tot wanneer duurde dit tijdvak?

1. Tot 3000 v.Chr.
2. Van 3000 v.Chr. tot 500 n.Chr.
3. Van 1000 tot 1500
4. Van 500 tot 1000

Van wanneer tot
wanneer duurde
dit tijdvak?

Welke woorden horen op de lege plekken?

Hoofdstuk 4 gaat over de tijd van .................................... Deze tijd is van het jaar ......... tot het jaar ............ 

We noemen deze tijd ook wel de ....................................

Het Romeinse Rijk bestond niet meer en het was .................... duidelijk wie de baas was. Overal in Europa werd gevochten, daarom was reizen erg ............................

Grieken en Romeinen

monniken en ridders

3000 v.Chr.

500

1000

vroege Middeleeuwen

late Middeleeuwen

wel

niet

veilig

gevaarlijk

Bron 1: Archeologen vonden deze helm in Engeland. Ze denken dat de helm van een koning was die leefde rond het jaar 600.

archeoloog

Iemand die in de grond zoekt naar bronnen uit het verleden. Hij/zij graaft deze op.

Laat de leerlingen nu vraag 2a en b maken. Bespreek deze na 3 minuten.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.