Smeekschrift der Edelen, 5 april 1566.
In naam van vierhonderd edelen bood het Verbond der Edelen op 5 april 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma het Smeekschrift aan. Hierin vroegen ze om een verzachting van de Inquisitie. Een afvaardiging van tweehonderd edelen kwam in optocht naar het paleis in Brussel, waar de adviseur van Margaretha, Karel van Berlaymont, ze neerbuigend ‘des gueux’ (bedelaars) noemde. De benaming ‘geus’ verspreidde zich daarna snel door de Lage Landen als een eretitel voor de opstandelingen. Ze leken succes te hebben, want de plakkaten tegen ketters werden tijdelijk verwijderd. Na dit eerste smeekschrift volgden er nog een tweede op 30 juli 1566 en derde in februari 1567. De smeekschriften hadden echter weinig invloed op de Inquisitie en onderdrukking.
Beschrijving
In de linker kantlijn van het smeekschrift schreef Margaretha op 6 april haar reactie aan de edelen. Vertaald uit het Frans luidt de tekst:
‘Hare Hoogheid gehoord hebbend wat er wordt gevraagd en verzocht door de inhoud van dit verzoekschrift, is wel besloten iemand naar Z.M. te zenden om het hem voor te leggen en voor Haar alle goede diensten te doen, die Hare Hoogheid zal menen te kunnen dienen om Zijne genoemde Majesteit er toe te disponeren en te brengen om in te willigen het verzoekschrift van de smekelingen die op niets anders moeten hopen. […]Hare Hoogheid zal bevel geven, dat zowel door de inquisiteurs, op plaatsen, waar die tot nu toe al zijn, als door de rechters met discretie en matiging zal worden opgetreden, zodat niemand reden heeft zich erover te beklagen. Hare Hoogheid verwacht ook van de smekelingen, dat zij zich zodanig zullen gedragen, dat zij niet tot andere maatregelen gedwongen wordt. En men kan goede hoop hebben, dat door de goede diensten van Hare Hoogheid Z.M. ertoe gebracht zal kunnen worden om ook de gebieden, waar nu inquisitie is, hiervan vrij te stellen. De koning heeft zich immers hierover al uitgesproken naar aanleiding van het verzoek van de voornaamste steden van Brabant, dat zij niet met de inquisitie zullen worden belast. Hare Hoogheid zal des te vrijmoediger stappen ondernemen bij Z.M. om het bovengenoemde doel te bereiken, omdat ze het voor zeker houdt, dat de smekelingen niet van plan zijn om iets te vernieuwen op het punt van de oude godsdienst, die in deze landen wordt beleden, maar dat ze deze zullen handhaven en bewaren met al hun macht.’
Bron: https://www.koninklijkeverzamelingen.nl/collectie-online/detail/3b8c0a17-8987-53e0-9061-4f11bc972870