H2 Samen met het buitenland 2.3 Europa helpt ons verder Deel 1 (Plein M 4e editie)

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Samen met het buitenland

2.3 Europa helpt ons verder

Wat gaan we vandaag doen?

• Herhalen Theorie 2.2 Meer of minder buitenlandse handel?
• Theorie 2.3 Europa helpt ons verder
  
• Zelfstandig aan het werk
  

Herhalen 2.2

Lesdoelen:

Nu:

• kun je uitleggen hoe gebieden op de wereld steeds meer met elkaar verbonden raken;√
• kun je uitleggen op welke manieren landen hun eigen bedrijven beschermen tegen buitenlandse concurrentie;√
• kun je hoe uitleggen hoe internationale handel kan leiden tot ruzie tussen landen;√
• kun je uitleggen dat landen afspraken maken om makkelijker met elkaar te kunnen handelen.√

2.3 Europa helpt ons verder

Lesdoelen:

Aan het einde van de les:

• Kun je uitleggen wat de Europese Unie met de economie te maken heeft;
  
• Kun je uitleggen wanneer je met vreemd geld te maken hebt;

Samenwerking in Europa

Binnen de Europese Unie is er:

• samenwerking op politiek gebied
  
• samenwerking op economisch gebied
  
• vrijhandel
  

Verschillende Europese landen willen lid worden van de EU.

Welk land is het enige land dat de EU weer heeft verlaten?

• Het Verenigd Koninkrijk.

Wij hebben de euro

Een aantal landen van de Europese Unie heeft de euro als munteenheid.

Deze landen vormen de eurozone.

De euro heeft verschillende voordelen:

• Je kunt prijzen in verschillende landen makkelijker                                                                                             met elkaar vergelijken.
  
• Je hebt geen kosten voor het omwisselen van je geld.
  

Euro’s, dollars of ponden?

• Bij handel buiten de eurozone krijgen bedrijven te maken met vreemd geld:
•           Dat is buitenlands geld van een land dat niet de euro heeft.
• 
  
• Hoe betaal je in de Verenigde Staten?
  

• Met dollars.
  
• Hoe betaal je in het Verenigd Koninkrijk?
  
• Met ponden.
  

Het omwisselen van euro’s naar dollars of ponden kost geld.

Zelfstandig aan het werk 

Opdracht: 

Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 6 op bladzijde 62 t/m 64. Je mag overleggen. 

Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!

Hulp nodig? In deze volgorde: 

1. Boek

2. Klasgenoot

3. Docent

(de eerste 2 minuten help ik niet)

Je krijgt 15 minuten de tijd

Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 

Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 

Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Opgave 1 blz 62: Bekijk bron 16 en 17

a Waar mag je reizen met het document in bron 16?

1. alleen binnen Nederland
2. alleen naar landen binnen de Europese Unie
3. naar landen binnen en buiten de Europese Unie

Opgave 1 blz 62: Bekijk bron 16 en 17

b Waar mag je reizen met het document in bron 17?

1. alleen binnen Nederland
2. alleen naar landen binnen de Europese Unie
3. naar landen binnen en buiten de Europese Unie

Opgave 2 blz 63:

Lees de tekst ‘Samenwerking in Europa’.
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist? Kies de goede antwoorden

1. Alle Europese landen zijn aangesloten bij de Europese Unie.
2. De EU-lidstaten werken alleen samen op economisch gebied.
3. De EU wil dat de handel tussen lidstaten eenvoudig en soepel verloopt.
4. Landen kunnen ervoor kiezen om de Europese Unie weer te verlaten.

Opgave 3 blz 63

Opgave 4 blz 64: Lees de tekst ‘Wij hebben de euro’.

a Sinds welk jaar kun je in een groot deel van de Europese Unie met de euro
betalen?

Opgave 4 blz 64: Lees de tekst ‘Wij hebben de euro’.

b Noem vier munteenheden die tot de invoering van de euro in Europa
gebruikt werden.

Opgave 4 blz 64: Lees de tekst ‘Wij hebben de euro’.

c Wat is de eurozone?

Opgave 5 blz 64: Bekijk bron 21.

a Weet jij of deze aardbeien in Denemarken duur of goedkoop zijn? Leg je antwoord uit.

Opgave 5 blz 64: Bekijk bron 21.

b Met welk voordeel van de euro had je vraag a met ‘ja’ kunnen beantwoorden?

Opgave 6 blz 63: Bekijk bron 22.

a Maak een schatting van het percentage EUlanden dat de euro heeft.
Kruis het juiste antwoord aan.

1. ongeveer 50%
2. ongeveer 70
3. ongeveer 90%

Opgave 6 blz 64: Bekijk bron 22.

c Een Nederlands bedrijf kan makkelijker handelen met een Oostenrijks bedrijf dan met een Tsjechisch bedrijf. Geef hier een verklaring voor.

Afsluiting 2.3

Lesdoelen:

Nu:

• Kun je uitleggen wat de Europese Unie met de economie te maken heeft; √
• Kun je uitleggen wanneer je met vreemd geld te maken hebt; √