What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2.3 Wie leent, maakt schulden
H2 Geld genoeg?
2.3 Wie leent, maakt schulden
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H2 Geld genoeg?
2.3 Wie leent, maakt schulden
Slide 1 - Slide
2.3 Wie leent, maakt schulden
Ik kan 3 redenen geven waarom mensen geld lenen.
Ik kan de kredietkosten van een lening berekenen.
Ik kan aan de hand van kenmerken vijf types van een consumptief krediet herkennen.
Ik kan uitleggen wat de bijzondere kenmerken zijn van een hypotheek.
Slide 2 - Slide
Waarom lenen mensen?
Slide 3 - Mind map
Bedenk 1 voordeel van geld lenen.
Slide 4 - Open question
Bedenk 1 nadeel van geld lenen.
Slide 5 - Open question
Ik zou geld lenen voor de aankoop van een nieuwe koelkast.
Ja
Misschien
Nee
Slide 6 - Poll
Ik zou geld lenen voor de aankoop van een nieuwe televisie.
Ja
Misschien
Nee
Slide 7 - Poll
Ik zou geld lenen voor de aankoop van een auto.
Ja
Misschien
Nee
Slide 8 - Poll
Ik zou geld lenen voor het maken van een reis.
Ja
Misschien
Nee
Slide 9 - Poll
Ik zou geld lenen om te investeren op de beurs.
Ja
Misschien
Nee
Slide 10 - Poll
Waarom is het niet verstandig om te lenen voor een reis of om aandelen te kopen op de beurs?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Video
2.3 Wie leent, maakt schulden
Leenmotieven
Leenmotieven zijn redenen om te lenen:
tijdelijk geldtekort
betalen van een onvoorziene uitgave.
niet eerst willen sparen.
Slide 13 - Slide
Je vraagt een vriend of je even geld mag lenen om een broodje te kopen, omdat je je portefeuille bent vergeten.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort
Slide 14 - Quiz
Je koopt de nieuwe Playstation 5 op afbetaling.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort
Slide 15 - Quiz
Je leent geld van oma omdat je jouw kapotte telefoonscherm wil laten vervangen.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort
Slide 16 - Quiz
2.3 Wie leent, maakt schulden
Consumptief krediet
Je leent geld voor een
duurzaam consumptiegoed bij de bank
.
persoonlijke lening
doorlopend krediet
salariskrediet
Slide 17 - Slide
2.3 Wie leent, maakt schulden
Persoonlijke lening versus doorlopend krediet
Persoonlijke lening
Je leent geld voor één bepaald doel.
Duur van de lening staat vast.
Doorlopend
kred
i
et
Je kan kopen totdat maximumbedrag bereikt is.
Je kan reeds terugbetaald geld opnieuw lenen
Salaris krediet
Je staat op je bankrekening in het rood tot een maximumbedrag.
Rente is hoog
Slide 18 - Slide
Om een verbouwing te financieren kies ik voor een...
A
persoonlijke lening
B
doorlopend krediet
C
hypothecaire lening
Slide 19 - Quiz
Voor de aankoop van een auto kies ik voor een...
A
persoonlijke lening
B
doorlopend krediet
C
hypothecaire lening
Slide 20 - Quiz
Voor welke aankoop lenen de meeste mensen geld?
A
Het maken van een reis.
B
De aankoop van een auto.
C
De aankoop van een nieuwe televisie.
D
De aankoop van een huis.
Slide 21 - Quiz
2.3 Wie leent, maakt schulden
Lenen bij een leverancier
Koop op afbetaling
Je betaalt je aankoop in termijnen terug.
Je bent direct eigenaar.
Hoge rente
Private lease
Je betaalt een vast bedrag voor gebruik, onderhoud, wegenbelasting en verzekeringen.
Vaak bij auto's
Aan het eind van de looptijd kun je de auto overnemen voor een bepaald bedrag.
Slide 22 - Slide
Is een telefoon kopen op afbetaling een lening?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Wanneer ben je eigenaar bij leasing?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt
Slide 24 - Quiz
Wat is onjuist over koop op afbetaling?
A
Je betaalt rente en aflossing
B
Je betaalt in termijnen
C
Je hebt een lening bij de bank
D
Je bent meteen eigenaar van het product
Slide 25 - Quiz
-
-
- vast aantal termijnen
- vaste rente
- lenen tot maximumbedrag
- variabele rente
- geld dat is afgelost, mag je opnieuw lenen
- rood staan op je betaalrekening
- afhankelijk van je salaris
- lening bij een winkel
- hoge kredietkosten
persoonlijke lening
doorlopend krediet
Salariskrediet
Koop op afbetaling
Slide 26 - Drag question
2.3 Wie leent, maakt schulden
Hypothecaire lening
Een hypothecaire lening is een lening voor de aankoop van een huis, waarbij het huis geldt als onderpand.
Enkele kenmerken van een hypothecaire lening:
lange looptijd (30 jaar)
huis als onderpand
fiscaal aftrekbare hypotheekrente
Slide 27 - Slide
Zet/sleep op de juiste plek??
Dagelijks
Vaste lasten
Incidenteel
Brood
Aflossing hypotheek
Reparatie dak
Tanken
Computer
Verzekering
Slide 28 - Drag question
Aflossen is het terugbetalen van geleend geld.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
Door het betalen van rente wordt je schuld aan de bank lager.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Hoe langer ik leen, hoe lager het bedrag van de rente wordt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quiz
Hypotheek Lening
Persoonlijke lening
Kopen op afbetaling
Doorlopend Krediet
Een lening met een huis als onderpand
Bestemd voor consumptieve uitgaven. Terugbetaald in maandelijkse termijn.
Bij een winkel de koop achteraf in termijnen terug betalen
Tot een bepaald afgesproken maximum bedrag lenen
Slide 32 - Drag question
Lenen kost geld
Kredietkosten
De
looptijd
is de duur van een lening.
Elke maand betaal je een
maand
termijn
, deze bestaat uit:
aflossing
: het geleende geld terugbetalen
rente
: de kost om geld te lenen
(maandtermijnen x looptijd in maanden) - geleend bedrag = kredietkosten
Slide 33 - Slide
Geleend bedrag = € 21.590 - € 11.590 = € 10.000
Duur van lening
Maandtermijn
Bestaat uit:
Aflossing
Rente
Rente
Altijd per jaar!
Kredietkosten
Totaal lening:
€ 21.519 - € 11.519 = € 10.000
Totaal terug te betalen:
€ 196,97 per maand x 60 maanden = € 11.818
Kredietkosten bedragen:
€ 11.818 - € 10.000 = € 1.818
Slide 34 - Slide
Je wilt iets kopen voor € 1.597,- het termijn bedrag is € 50,- en de looptijd is 3 jaar.
Leerdoel 18
Uitleg
Looptijd:
3 jaar x 12 maanden = 36 maanden
Totaal terug te betalen:
€ 50 x 36 maanden = € 1800
Kredietkosten bedragen:
€ 1.800 - €1.597 = € 203
A
De kredietkosten zijn € 1.800,-
B
De kredietkosten zijn € 203,-
C
De kredietkosten zijn € 1.447,-
D
De kredietkosten zijn € 150,-
Slide 35 - Quiz
2.3 Wie leent, maakt schulden
Maken : Vraag 1 t/m 12
Rekenen 14 t/m 17
Nakijken : Paragraaf 2.2
Slide 36 - Slide
Ik weet waarom mensen geld lenen.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens
Slide 37 - Poll
Ik kan de kredietkosten van een lening berekenen.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens
Slide 38 - Poll
Ik kan voorbeelden geven van verschillende consumptieve kredieten.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens
Slide 39 - Poll
More lessons like this
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
35 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.3 Geld lenen kost geld
October 2018
- Lesson with
31 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Lenen
January 2019
- Lesson with
23 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
34 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.3 Geld lenen kost geld!
September 2018
- Lesson with
30 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
leerjaar 4 Economie hst 2. les 4 nieuw goed
October 2018
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
2.3 Wie leent, maakt schulden
October 2022
- Lesson with
34 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
2.3 Wie leent, maakt schulden
September 2023
- Lesson with
31 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2