Week22_begijpendlezen&Schooltaalwoorden

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen, klas 1va?
Terugblik vorige les
Stillezen
Begrijpend lezen
Zelf kiezen
Evalueren 
Vooruitblik 

Slide 2 - Slide

Wat ging goed?
- zelfstandig werken
- stillezen
- samenwerken

Wat kan beter?
- aanvang voor de les spullen klaarleggen

Wat heb je geleerd?
- Begrijpend lezen (woordenschat, deeltitels)

Mededeling
- Proefwerk BL/WS (alleen schooltaalwoorden M t/m Z)
- Dag van de Jury gaat niet door
- Boek mee ivm les voor morgen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat ga je doen?
  1. De vragen beantwoorden van de tekst.  

Klaar?
Iets voor jezelf! 

Slide 6 - Slide

Wat betekent het woord 'ondervinden'?
A
niet aanwezig zijn
B
beleven, ervaren of een werking ondergaan
C
als verschillend herkennen
D
overschrijven / in ontvangst nemen / krijgen

Slide 7 - Quiz

Overige woorden
niet aanwezig zijn (ontbreken)

als verschillend herkennen (onderscheiden)

overschrijven / in ontvangst nemen / krijgen  (overnemen)


Slide 8 - Slide

Wat betekent het woord 'opvatting' ?
A
gelijkheid, gelijkenis of juridische afspraak
B
het op een bepaalde manier bekijken, de mening of het denkbeeld
C
inwerking van iets (of iemand) op iets (of iemand) anders
D
staat, toestand, houding

Slide 9 - Quiz

Overige woorden
gelijkheid, gelijkenis of juridische afspraak (de overeenkomst)

staat, toestand, houding  (de positie)

inwerking van iets (of iemand) op iets (of iemand) anders (de invloed)

Slide 10 - Slide

Wat betekent het woord 'voorzien zijn van' ?
A
in vergelijking met, tegenover
B
betekenis hechten aan, betekenen
C
wat je van een persoon of zaak eist voordat je tevreden bent
D
toegerust zijn met, hebben

Slide 11 - Quiz

Overige woorden
in vergelijking met, tegenover  (ten opzichte van)

betekenis hechten aan, betekenen (verstaan onder)

wat je van een persoon of zaak eist voordat je tevreden bent (voldoen aan)

Slide 12 - Slide

Doel van de les
Je leert:
- de betekenis van de schooltaalwoorden M t/m Z 
- de schaaltaalwoorden M t/m Z in een zin toepassen



Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Totaal 4 lessen woordenschat
Les 1 werkblad in tweetallen (vandaag)
Les 2 Quiz (individueel) (dinsdag)
Les 3 werkblad (in tweetallen)
Les 4 Quiz (individueel)

Je kunt elke woordenschatles punten verdienen.
Aan het einde van de 4e woordenschatles
krijgen de 3 leerlingen met de hoogste punten een prijs.
Woorden opzoeken? Gediskwalificeerd! Laat je laptop dicht.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Wat ga je doen? 
In tweetallen het werkblad maken. Je laptop is DICHT!
Klaar? TOP!
Kijk zelf na (de antwoorden liggen bij de docent, opdracht 3 kijkt docent na 
Fouten gemaakt? Maak een nieuwe zin met het schooltaalwoord. 
Weer klaar? Kanjers! Kies uit:
- Lekker lezen uit je leesboek
- Aan de slag met SCORE Begrijpend lezen
- Kahoot! maken van de schooltaalwoorden
- Kruiswoordpuzzel maken van de schooltaalwoorden



timer
25:00

Slide 17 - Slide

Nakijken (na het nakijken het form inleveren bij de docent)
Oefening 1 voor elk goed antwoord een punt
Oefening 2 voor elk goed antwoord een punt
Oefening 3 de docent kijkt deze oefening na
Oefening 4 voor elk goed antwoord een punt


Slide 18 - Slide

Evalueren
Wat ging er goed?
Wat kan er de volgende keer beter?


Slide 19 - Slide

We gaan aan de slag met begrijpend lezen, woordenschat en de boekendoos

Wat ga je doen of wat neem je mee?
  • Schooltaalwoorden M t/m Z (dus NIET A t/m L)
  • Leesboek 
  • Opgeladen laptop

Slide 20 - Slide