12-3 woordenschat H3

programma
Woordenschat: 
Nakijken opdr 3 en 4
opdr 5 samen lezen en bespreken
start formuleren
21-1 PW H3
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

programma
Woordenschat: 
Nakijken opdr 3 en 4
opdr 5 samen lezen en bespreken
start formuleren
21-1 PW H3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

opdr 3
1 genetisch – erfelijk (voorbeeld in volgende zin)
2 smaakpapillen – zenuwuiteinden op je tong die worden geprikkeld door smaken
3 waarneming – herkenning; constatering
4 vruchtwater – water in de baarmoeder waarin de vrucht (ongeboren baby) zich bevindt
5 foetus – baby vóór de geboorte
6 mechanisme – systeem
7 openstaat voor – bereid bent tot
8 experimenteren met – testen van; uitproberen van
9 afkeer van – weerzin tegen
10 op termijn – na een bepaalde tijd
11 geregeld – steeds weer
12 worden blootgesteld aan – in aanraking komen met
13 in eerste instantie – aanvankelijk
14 gewenningstijd – tijd die nodig is om aan iets te wennen

Slide 4 - Slide

opdr 3
metafoor (alinea 1) – zijn de weg kwijt
personificatie (alinea 3) – hersenen vertellen
personificatie (alinea 6) – bitter en zuur waarschuwen
metoniem (alinea 4) – de fles smaakt

5 eigen antwoorden, bijvoorbeeld
- twee woorden die beginnen met neo-: neoclassicisme, neogothiek, neokolonialisme, neologisme, neonazi. 
- twee woorden die eindigen met -fobie: agorafobie, claustrofobie, xenofobie. 


















Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

maaltijd
hoek
stoel
stroom
buffet
huurwoning
receptie
beslissing
een dode
een gezonde 
groene
een lopend
een luie
een sociale
een staande
een verstandige

Slide 7 - Drag question

theorie blz 96 + 100
Samen doorlezen en bespreken.

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden

Slide 9 - Slide

het huis
de vriendschap
de jongen
dit, dat, het, zijn
zij, ze, haar, deze, die
hij, hem, zijn, deze, die

Slide 10 - Drag question

blz 96

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

De tafel
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 14 - Quiz

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

De apotheek
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 16 - Quiz

Hé, daar loopt die nieuwe leraar, waarover Jelena het gisteren had
A
goed
B
fout, over wie
C
fout, waarover

Slide 17 - Quiz

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Duitsland
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 18 - Quiz

Tijdens de kerstviering wat op school gehouden werd, heb ik mijn vriendin ontmoet.
A
goed
B
fout, dat
C
fout, die

Slide 19 - Quiz

Het mooiste ... ik ooit voor mijn verjaardag heb gekregen is een gouden armband.
A
dat
B
wat

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 21 - Quiz

zelfstandige oefenen
Maak de opdrachten: blz 101 opdr 1 t/m 3
Lees verder in de leesboek!!!
Veel succes. 
Tot vrijdag! 

Slide 22 - Slide